“Geen laissez-faire, maar gestructureerd vrijheid bieden. Dat is onze rol als begeleider.”
Freinetschool De Zevensprong zet in op actief taal- en wiskundeonderwijs . Coördinator Kwinten Keulemans benadrukt hoe bepalend de rol van een leraar is om een leerling vrijheid te bieden in het leerproces. Hij neemt ons mee in de pedagogie van het levend leren en de grote focus op gelijkwaardigheid.
Kan je kort iets vertellen over de Freinetpedagogie?
Die pedagogie is nog steeds heel actueel. Ze is neergeschreven in 30 pedagogische principes. De eerste 4 formuleren hoe we uit hetzelfde hout gesneden zijn. Volwassenen en kinderen lijken in intensiteit heel erg op elkaar. Je bent als leraar gelijkwaardig, maar niet gelijk. Je blijft een verantwoordelijkheid dragen.
We willen dat mensen naar de essentie gaan en van daaruit de koppeling maken met hun groep, hun school, hun klas en zichzelf. We hanteren Freinets principe van la part du maître: het aandeel van de leraar is bepalend. Wanneer moet je sturen? Wanneer geef je autonomie? Op welk moment moet je echt grenzen stellen? Het is telkens die balans bewaken.
Hoe passen jullie die pedagogie toe?
Onze school is een pluralistische school. Wij gaan uit van waarden, opvoeding, cultuurbeschaving. Wij geven geen godsdienst of zedenleer, maar bieden een blik op de algemene ontwikkeling en de rijkdom van het culturele verschil. We maken samen school met kinderen, ouders en leerkrachten. We proberen actief naar de kinderen te luisteren, hun mening te bevragen, kijken wat er bij hen leeft, wat moeilijk ligt en hoe we daar samen als groep een weg in kunnen bewandelen.
Verwar dat niet met een laissez-faire-houding. We hebben heel wat afspraken hier op school. Als de kinderen zich daaraan houden, is er veel vrijheid mogelijk. Maar die vrijheid verkleint als de afspraken niet opgevolgd worden. Het kind geeft dan eigenlijk aan niet om te kunnen met die vrijheid, dus moet je die structureren. Dat is onze rol als begeleider.
Vrije teksten
Het ‘levend leren’ uit de Freinetpedagogie verankeren we heel specifiek in onze werking. Kinderen brengen iets binnen in de klas vanuit hun eigen leefwereld. Dat gaat van ‘hoe maak je pizza’s?’ tot de cultuur van de Oude Grieken. We vragen de kinderen om daarrond een vrije tekst te schrijven. We stimuleren hen om zowel hun gevoelswereld als hun zintuigelijke beleving erin te leggen. Het zijn dus geen fantasieteksten.
Bij de jongste kleuters start dat met een tekening waar een woord aan gekoppeld wordt. Bij de oudste kleuters komt er wat meer tekst, die sommige kinderen al zelf schrijven. Bij een eerste graad verwachten we 1 of 2 goede zinnen. In de tweede en derde graad hebben we dan nog hogere verwachtingen. Je kan dan met die teksten spelen, bijvoorbeeld door ze te projecteren en te kijken naar de spelling en de inhoud. Welke vragen hebben we over de inhoud? Is de tekst voldoende duidelijk om te lezen? We stimuleren kinderen om actief met hun taal aan de slag te gaan en er samen over na te denken. Dat kan met de hele klas, in kleine groepjes of individueel. We streven ernaar dat de teksten die naar buiten komen foutloos zijn. Vanaf de tweede graad mogen ze die ook op de computer zetten en zelf afdrukken. We zetten daar in op hun autonomie.
We reflecteren ook over taal. Een kind in de tweede graad schrijft bijvoorbeeld: “We zijn gaan wandelen en ik kwam een mooie bloem tegen”. Wat is ‘mooi’? Wat wil dat zeggen? Welke synoniemen zijn er voor ‘mooi’? We lijsten die op en wanneer we later een ander synoniem tegenkomen , voegen we dat toe aan het lijstje. Een groot deel van ons taalonderwijs is gebouwd vanuit tekst, vanuit de zinnen van de week.
Ook illustraties bij de teksten zijn belangrijk. We tekenen vaak, maar werken ook met de drukpers. Er worden verschillende technieken aangeboden, zoals de linosnedes, een hoogdruktechniek waarbij een afbeelding uit linoleum gesneden wordt. De leraar neemt de rol van procesbegeleider.
De teksten en illustraties bundelen we dan in de klaskrant. Leerlingen beslissen mee wat erin komt.We zorgen dat er van iedereen iets in zit op regelmatige basis. In de hogere jaren is er zelfs een echte redactie.
Levend rekenen
Bij kleuters of in de eerste graad is er meer ruimte, omdat de intensiteit van de te kennen leerstof meer ruimte biedt dan in een tweede of derde graad van de lagere school. Daardoor is het soms eenvoudiger om vanuit levend rekenen te vertrekken. Wanneer we bijvoorbeeld leren over even en oneven getallen, gaan we als vertrekpunt de straat op om te kijken naar de huisnummers. Kinderen stellen zelf vast dat de nummers verschillen. Zo kunnen ze hun leerstof ook proefondervindelijk verkennen.
Het is belangrijk dat kinderen al doende ervaren. De nuance die we daarin leggen is de weg die we nemen. Bijvoorbeeld bij oppervlakteberekeningen moet je eerst de maaltafels kennen. Dat is een automatisatie; een proces dat je spelenderwijs kan aanleren, maar het moet op geregelde basis terugkomen. Eens dat lukt, kan je pas op zoek gaan naar de formules en de toepassingen ervan. Daar proberen we de koppeling te maken naar de maatschappij en de omgeving en leefwereld van de kinderen.
Is jullie aanpak voor elk kind weggelegd?
We werken in graadsklassen. Freinet had een ‘classe unique’, waarbij hij alle leeftijden van de lagere school samen in de klas zette om zo het huiselijke na te streven. De huidige graadsklassen zijn een afgeleide hiervan. Er zitten twee leeftijden samen in een klas. Kinderen leven met verschillende leeftijden samen en leren van elkaar. Wanneer een leraar zich bezighoudt met de ene groep, dan moet de tweede groep op dat moment zelfstandig kunnen werken. Dat is organisatorisch een grote uitdaging voor de leerkracht, maar ook voor de kinderen.
Het kan zijn dat die aanpak niet werkt voor een kind. We zoeken dan naar oplossingen, zoals een study buddy of het gebruik van een hoofdtelefoon, maar voor sommige kinderen is dat niet voldoende. Het kan dat ze niet goed om kunnen met de vrijheid die ze hier krijgen. We kunnen dat een stukje structureren, maar we kunnen niet onze hele werking omgooien. Soms zijn er kinderen die uitstromen of die we moeten doorverwijzen naar buitengewoon onderwijs.
Voor mij zou Freinetonderwijs voor iedereen moeten kunnen, maar met de middelen en de mogelijkheden die we nu hebben, slagen we daar momenteel helaas niet voor iedereen in. Voor de meerderheid van de kinderen lukt het gelukkig wel.
Welke uitdagingen liggen er nog?
De rijkdom van het Freinetonderwijs is dat er een gigantische bibliotheek is van (vertalingen van) de boeken van Freinet of Freinetwerkers vanuit hun eigen praktijk. Het is belangrijk dat je regelmatig stilstaat bij de essentie en hoe je die vertaalt naar nu. Freinettechnieken zijn een middel, geen doel op zich.De vrije tekst is bijvoorbeeld een middel om de kinderen aan het schrijven te zetten. Als je merkt dat het niet werkt voor je groep, dan hoef je je daar niet krampachtig aan vast te houden. Dan zet je een paar stappen terug. Je kan bijvoorbeeld gaan reflecteren over wat moeilijk loopt. Je zet daarop in om uiteindelijk toch vrije teksten te gaan schrijven.
Daarnaast is er altijd groei mogelijk. Je groep verandert jaarlijks. Je moet als leraar altijd voelen welk vlees je in de kuip hebt en hoe je daarmee omgaat. In het onderwijs ben je nooit klaar. Je bent altijd in ontwikkeling. Je stelt altijd vragen. Een reflecterend vermogen is zo belangrijk. Daarom dat we hier zo inzetten op een kwalitatieve feedbackcultuur.
De Zevensprong was een gastschool van onze Schoolreizen. Wat hebben de deelnemers kunnen meenemen uit hun bezoek?
Ik hoop dat de collega’s geïnspireerd zijn om met teksten aan de slag te gaan. Dat kan iets heel kleins zijn. Zolang je je openstelt, is er altijd iets dat je kan meepakken.
Je kan in je eigen werking ook heel Freinetachtig werken. Er zijn al veel mooie voorbeelden van. Het lukt misschien niet altijd in de diepte, maar je kan wel op een gelijkwaardige manier met je kinderen werken of een aantal dingen uitproberen. Ik denk dat er veel kansen zijn om principes of een concrete aanpak over te nemen. Het hangt van de leraar af hoe die daarmee aan de slag wil gaan.
HET BOODSCHAPPENLIJSTJE
Het boodschappenlijstje is een schrijftechniek die De Zevensprong vaak gebruikt en die ook de deelnemers van de Schoolreizen mochten uitproberen.
-
-
- Maak een lijstje van dingen die je graag doet in het weekend.
- Geef je lijstje aan je buur. Jij neemt het lijstje van diezelfde buur.
- Selecteer elk 3 dingen van het lijstje van je buur die voor jou interessant zijn.
- Kies samen 1 ding van elk lijstje.
- Vertel elkaar in 1 minuut waarom je die activiteit aanvankelijk op je lijstje gezet hebt. Beschrijf daarbij wat je voelt om zo je taal te stimuleren.
- Luister actief naar elkaar en stel nadien 1 bijvraag.
- Op basis van het gesprekje, schrijf je een tekst.
-