6 inzichten uit het SOM-memorandum ‘Onderwijs in zijn kracht’

Voor het eerst in zijn geschiedenis publiceert het Leuvense onderwijsnetwerk SOM een memorandum met uitdagingen en ideeën voor toekomstige beleidsmakers. “Het is niet zomaar een eisenpakket, maar vooral ook een appel aan onszelf als netwerk”, zegt SOM-voorzitter Jan Elen. We vroegen hem en SOM-raadslid Kwinten Keulemans naar 6 inzichten die voor hen uit het memorandum naar voren komen.

  1. Samen onderwijs maken werkt

Jan Elen: “We hebben in Leuven een heel apart samenwerkingsverband over netten, ideologische achtergronden en onderwijsniveaus heen. Met dit memorandum laten we inhoudelijk onze stem horen, maar we willen ook aan de buitenwereld tonen hoe boeiend het is om niet in je hokje te blijven zitten en met elkaar in gesprek te gaan.”

Kwinten Keulemans: “We schetsen welke uitdagingen er voor ons allemaal liggen op korte en middellange termijn. Zo’n memorandum schrijven, is zo ook een mooie zelfevaluatie voor onze SOM-werking. Hoe kunnen we onze rol het best spelen? Wat kunnen we zelf en waar is extra ondersteuning nodig?”

Jan Elen: “In die zin is ons memorandum een appel aan alle mogelijke beleidsvoerders, in de eerste plaats ook aan onszelf als netwerk. Organiseren we ons op de beste manier en doen we wel de juiste dingen? Natuurlijk is het fijn als er steun komt voor bepaalde keuzes, maar ik lees het niet als een eisenpakket naar een bepaald niveau.”

(Lees verder onder de foto.)

  1. Diversiteit als kracht

Kwinten Keulemans: “We dragen met z’n allen gelijke onderwijskansen hoog in het vaandel. Maar er zijn nog zo veel mogelijkheden die we niet benutten. Diversiteit is daarin een hefboom. We weten soms nog te weinig van elkaar en kijken vaak onbewust vanuit een vooroordelend kader.”

“We werken daaraan in ons labo rond de diverse leraarskamer. De afspiegeling van onze maatschappij moet ook in het lerarenkorps zitten. Leraren naar wie leerlingen opkijken, zijn vaak spilfiguren in hun levens. Als we leraren hebben met allerlei achtergronden, vinden meer leerlingen zulke rolmodellen.”

“Die mensen zijn er, maar bepaalde drempels maken dat ze hun weg niet vinden tot in de scholen. Leraren uit niet-EU-landen bv. hebben soms niet het juiste diploma. Toch zijn het vaak gemotiveerde mensen, die hun steen willen bijdragen aan onze maatschappij.”

“Je kan je de vraag stellen of je per se leraar moet zijn om binnen een school met leerlingen te werken.” – Jan Elen

Jan Elen: “Je kan je de vraag stellen of je per se leraar moet zijn om binnen een school met leerlingen te werken. Als scholen het vertrouwen krijgen om mensen met een interessant profiel te integreren in hun werking, dan slaan we een aantal vliegen in een klap.”

“Iemand kan goed zijn in houtbewerking, maar geen lerarendiploma hebben. Waarom zou die niet kunnen meedraaien met vakleraren? Een perfect Engelstalige zou toch kunnen bijdragen aan een krachtige taalleeromgeving. Die mensen brengen nieuwe perspectieven binnen in ons onderwijs, waardoor iedereen kritischer leert denken.”

“Ik wil daarmee zeker niet zeggen dat het beroep van leraar niet belangrijk is. Integendeel, voor mij zou dat zelfs betekenen dat we leraren nog meer echte verantwoordelijkheid geven over het leerproces, binnen hun expertise. Maar andere kennis of competenties moeten ze kunnen inroepen waar nodig. We verwachten nu te veel van leraren dat ze alles zelf kunnen.”

  1. Investeer in leraren

Jan Elen: “De complexiteit van het lerarenberoep wordt schromelijk onderschat. Als we hoge verwachtingen hebben, moeten we ook investeren in leraren. Maak ruimte voor professionalisering, proeftuinen en uitwisselingen. Versoepel de regelgeving, zodat leraren een trimester in een andere school kunnen gaan lesgeven. Het is zo belangrijk dat je als leraar je horizon kan verruimen.”

“Je voelt een grote onmacht bij leraren. Ze vragen meer omkadering en ondersteuning.” – Kwinten Keulemans

Kwinten Keulemans: “Leraren staan bijvoorbeeld wel open voor inclusie, maar komen handen tekort en missen expertise. Je voelt een grote onmacht. Leraren vragen meer omkadering en ondersteuning. Ook daar kan een netwerk een rol spelen. Als een stagiair in de klas komt en de lerarenopleider begeleidt op dat moment, is er een kans voor de leraar om elders op bezoek te gaan.”

Jan Elen: Dat betekent dat we met z’n allen ’s opnieuw moeten nadenken over hoe we de job van leraar zien. Wat is de roeping, missie en betekenis van het beroep? Meer en meer denk ik dat we te veel focussen op de uitvoeringsaspecten, terwijl ik de verantwoordelijkheid centraal zou stellen.”

“Leraren zijn verantwoordelijk voor het leren van alle leerlingen. Het gaat niet over hoeveel uur ze actief zijn met die leerlingen. Misschien moeten ze zelfs helemaal niet met leerlingen aan de slag en besteden ze hun tijd nuttiger door sterk didactisch materiaal te ontwikkelen.”

Kwinten Keulemans: “Dat is de essentie van onderwijs. Een leraar moet kansen ontwikkelen, opdat leerlingen het beste van zichzelf moeten tonen. Alleen als de lat hoog genoeg ligt voor alle leerlingen, bieden we hen gelijkwaardige kansen. Leraren moeten daarbij kritisch zijn voor zichzelf. Als het misloopt, moet de leraar vanuit zijn lerende houding zoeken waar het anders kan; voor zichzelf, in relatie tot de leerling en in de klasorganisatie. Leraren moeten dus alle kansen krijgen om in te spelen op de concrete situatie waarin ze lesgeven.”

  1. Meer autonomie en vertrouwen

Kwinten Keulemans: “Daarom vragen we in het memorandum meer autonomie om ons onderwijs te organiseren. Binnen een duidelijk wettelijk kader moeten scholen en schoolbesturen zelf veel meer een context kunnen creëren die de best mogelijke ondersteuning geeft aan de leerlingen die daar op dat moment zitten. Er zijn veel gekleurde middelen in ons onderwijs. Ontkleur die, zodat scholen slagkracht krijgen en kunnen inzetten op hun specifieke noden.”

“We vragen naast autonomie dus vooral ook vertrouwen. We hebben sterke scholen en sterke leraren. Dat vertrouwen voel ik heel goed in de Leuvense context, maar ik mis het soms op het Vlaamse niveau.”

“Het bestaan van SOM is een uiting van vertrouwen dat onderwijspartners elkaar kunnen vinden rond uitdagingen die niemand alleen aankan.” – Jan Elen

Jan Elen: “Daarom is het zo belangrijk dat het memorandum vanuit SOM komt. Het bestaan van SOM is een uiting van vertrouwen dat onderwijspartners elkaar kunnen vinden rond uitdagingen die niemand alleen aankan. Het beleid zegt tegen het Leuvense onderwijsnetwerk: ‘Hier is een pot geld, doe ermee wat je wilt.’ Dat is sterk.”

  1. Een gelijkere verdeling over studierichtingen op basis van socio-economische kenmerken

Jan Elen: “We hebben het vaak over diversiteit op het vlak van neurologische of culturele factoren, maar het onderliggende probleem is sociaal-economische ongelijkheid. De verdeling op basis van SES-kenmerken binnen aso, bso en tso is tekenend. Daar zit een vorm van structurele discriminatie. We kunnen daar alleen iets aan doen als we met z’n allen durven erkennen dat dat niet ok is.”

“Leerlingen zitten op basis van allerhande middenklasseredeneringen in doorstroomrichtingen waar ze niet tot hun recht komen. We moeten ons onderwijsaanbod daarom kritisch in kaart brengen. Hebben we binnen onze regio voldoende aanbod aan intrinsiek aantrekkelijke opleidingen? Zijn die uitdagend en bieden ze een pallet aan mogelijkheden voor de toekomst van onze leerlingen? Pas dan kan je leerlingen goed oriënteren en bewust laten kiezen.”

Kwinten Keulemans: “De wil om rond dat onderwijsaanbod samen te werken is zeker aanwezig bij onze Leuvense scholen, ook over de koepels heen. Als je ruimte wil creëren voor kwaliteit, dan zullen we soms krachten en middelen moeten bundelen en bepaalde structuren in vraag durven stellen.”

  1. Een stem voor jongeren

Kwinten Keulemans: “We kunnen meer ruimte en plaats maken om samen met leerlingen ons onderwijs vorm te geven. Als ik binnen onze eigen Leuvense organisaties kijk naar hoe bv. Speak Up! gegroeid is, stemt me dat positief. Maar ik hoor ook van onze jongeren hoe ze soms binnen hun scholen nog moeten vechten voor een plekje.”

“We vertrekken in ons denken meestal van wat we al weten en kennen. De kennis en ervaring van jongeren daarnaast zetten is een bron van rijkdom om betere beslissingen te nemen.” – Kwinten Keulemans

“Met wat flexibiliteit en ondersteuning vanuit de scholen, kan er een vrijruimte ontstaan, waarin leerlingen opkomen voor wat belangrijk is. We moeten daarbij uitgaan van gelijkwaardigheid. Dat betekent niet dat we gelijk zijn. Wij blijven als onderwijsmakers verantwoordelijk. Maar we vertrekken in ons denken meestal van wat we al weten en kennen. De kennis en ervaring van jongeren daarnaast zetten is een bron van rijkdom om betere beslissingen te nemen.”

“In de inspraakorganen van een school zitten nu vaak de sterke, mondige leerlingen. We moeten ook op zoek naar andere stemmen. We kunnen op dat vlak nog een stuk verder springen met onze Speak Up!-jongeren. We moeten ze een fijne plek geven, waar ze over scholen heen in alle openheid met elkaar kunnen praten.”

Jan Elen: “Hun vragen zijn niet vrijblijvend. Ze hebben het soms moeilijk met heel concreet gedrag binnen scholen, waarbij ze niet weten hoe ze ermee om moeten gaan. Door in te zetten op jongeren, merken we nu dat je snel ook op een andere manier in interactie gaat met scholen. Af en toe komen pijnlijke zaken naar boven, maar dat biedt kansen om het in de toekomst beter te doen.”

“De grote vraag is dus hoe we jongeren inspraak kunnen geven, zonder ze dood te knuffelen of te pushen. Hoe geven we autonomie, maar toch veiligheid voor wie zijn nek uitsteekt? Hoe versterken we die jongeren zonder sturend te zijn? Dat evenwicht is moeilijk. Inspraak vergt een zekere maturiteit. Verwacht je die, dan is de kans groot dat jongeren die vertonen. Geloof je er niet in, zal ze er gegarandeerd niet komen.”

Het volledige memorandum bevat uitdagingen en beleidssuggesties binnen 5 grote thema’s: diversiteit, levenslang leren, participatie, welbevinden op school en strategisch beleid. Je leest er hier alles over.

Tekst: Piet Creten  |   Foto’s: Bavo Nys