“Wat je ook doet voor een betere samenleving, alles is ondergeschikt aan inclusie”

Vandaag volgen meer leerlingen dan ooit buitengewoon onderwijs. “Het toont aan dat steeds meer leerlingen ondersteuning nodig hebben en hoe we ons buitengewoon onderwijs als oplossing zien. Tegelijk leidt het tot segregatie en uitsluiting op erg jonge leeftijd”, zegt orthopedagoog Beno Schraepen (AP Hogeschool). Al meer dan 30 jaar bouwt hij via onderzoek en veldwerk aan een meer inclusieve samenleving.

In je lezing op ons forum All-in-clusie gebruikte je een opmerkelijk citaat van socioloog Niklas Luhmann:“Fundamenteler dan de kloof gelijkheid/ongelijkheid, is de kloof inclusie/exclusie”.

Beno Schraepen: “Toen ik het voor het eerst las na 20 jaar werk rond inclusie, viel alles op zijn plaats. Volgens Luhmann bestaat onze samenleving uit verschillende sferen: de rechtspraak, politiek, zorg, educatie, wetenschap, economie… Elke sfeer is een sociaal systeem met eigen unieke media, communicatie, interactie, regels en codes. Hoe sterk mensen deel uitmaken van verschillende sferen, bepaalt de mate van inclusie of exclusie.”

“Afhankelijk van de sferen waartoe je behoort, krijg je een meer of minder gelijkwaardige positie en kansen binnen de samenleving. Tussen die sferen zijn statusverschillen, dus ongelijkheid zal er altijd zijn. Maar behoor je uitsluitend tot de sfeer van de zorg, dan zit je in een bijzonder zwakke positie.”

“Voor mij is daarom alles ondergeschikt aan inclusie. Gelijk wat je doet voor een betere samenleving, inzetten op jongeren, onderwijs, kwaliteitsvolle vrijetijdsbesteding…, geef zoveel mogelijk mensen toegang tot die verschillende sferen. In het bijzonder kwetsbare mensen hebben daar het meeste baat bij.”

“De VN, Unicef én Europa zien in meer inclusief onderwijs de beste verdediging tegen discriminatie, armoede en onrecht.” (Beno Schraepen)

Onderwijs als motor voor een inclusieve samenleving

Strijden voor meer gelijkheid is daarbij minder interessant, zeg je.

Beno Schraepen: “Je vergist je van focus. De mate van exclusie uit bepaalde sociale systemen veroorzaakt mee de ongelijkheid en houdt die in stand. Onze samenleving is volledig besmet door het Mattheuseffect. Van maatregelen bedoeld om ongelijkheid weg te werken, profiteren vooral de mensen die het al behoorlijk goed hebben.”

“Daardoor vergroot de kloof eerder dan ze verkleint. Wie genereert het snelst ondersteuning in onderwijs, wie profiteert maximaal van energiesubsidies of het jeugdwerk, wie heeft toegang tot ons rechtssysteem? Dat zijn niet de kwetsbare gezinnen. Zij kennen hun weg niet binnen die systemen. Ze genieten veel minder van ondersteuning of maatregelen dan wie het al goed heeft.”

“Vandaar ook de internationale focus op inclusie. De VN, Unicef én Europa zien in meer inclusief onderwijs de beste verdediging tegen discriminatie, armoede en onrecht.”

Onderwijs is dus dé motor voor een meer inclusieve maatschappij.

Beno Schraepen: “Meer en meer onderzoek vergelijkt landen met een sterk inclusief onderwijs met landen waar dat niet zo is. Hoe inclusiever het onderwijs, hoe meer kwetsbare kinderen volwaardig deel kunnen uitmaken van de samenleving. Ze groeien vaker uit tot volwassenen die zelfstandig wonen, zijn minder afhankelijk van hulpverlening en hebben meer kans op reguliere tewerkstelling. Ze kunnen hun leven veel meer zelf vorm geven.”

“Het omgekeerde is ook waar. Hoe vroeger je in een gesegregeerde situatie terechtkomt, hoe groter de kans dat die doorloopt in je verdere leven. Onderweg bouw je geen netwerk of sociaal kapitaal op, je kent geen mensen die je kunnen helpen binnen nieuwe sociale systemen. Je identiteit ontwikkelt zich in de specifieke context van je beperking en vanuit een afhankelijkheid tot anderen. Je groeit op met een vervreemding van wat je zou kunnen doen in het leven en wat je rechten zijn.”

Leerwinst

Laat ons proberen dat zo concreet mogelijk te maken. Op welke vlakken hebben jongeren met een beperking te winnen bij meer inclusief onderwijs?

Beno Schraepen: “Om te beginnen is het belangrijk voor hun ontwikkeling als mens. Ze hoeven niet met de bus in een totaal andere omgeving naar school. De basisschool is een knooppunt voor de buurt. Ouders en grootouders ontmoeten elkaar, kinderen gaan er op zoek naar hobby’s, ze spreken met elkaar af, gaan samen op kamp of vakantie…”

“In die lokale context voelen kinderen zich veilig. Ze gaan samen met de fiets naar school, leren hun buurt kennen en bouwen vaak vriendschappen en relaties op in een netwerk dat lang standhoudt. Ze worden meer aanvaard, hebben een betere band met klasgenoten, een grotere zelfstandigheid en zelfredzaamheid.”

“De school is dus de uitgelezen plek om op een natuurlijke manier in de verschillende sferen van een maatschappij terecht te komen. Ze komen je vanzelf aangewaaid. Dat gaat allemaal niet op voor kinderen die naar aparte scholen gaan.”

Ook op het vlak van leerprestaties doen de kinderen het beter, blijkt uit onderzoek.

Beno Schraepen: “Het European Agency for Special Needs and Inclusive Education verzamelde 280 studies uit 25 landen. Geen enkel onderzoek toont aan dat kinderen met een beperking beter leren in aparte settings. In een inclusieve context presteren ze beter op begrijpend lezen en rekenen, ze studeren 5 keer meer ‘op tijd’ af en hebben dubbel zoveel kans op verdere studies. Zo hebben ze 11% meer kans op werk en een zelfstandig leven.”

“De landen met de hoogste graad van inclusie scoren vaak beter in de Pisa-onderzoeken.” (Beno Schraepen)

Gaat meer inclusie niet ten koste van de leerprestaties van de andere leerlingen?

Beno Schraepen: “Die angst hoor je vaak. Men vreest dat er onvoldoende aandacht gaat naar leerlingen zonder vastgestelde beperking, waardoor de prestaties zouden dalen. Toch is daar geen bewijs voor. De landen met de hoogste graad van inclusie scoren vaak beter in de Pisa-onderzoeken. Alle leerlingen profiteren van extra leerkansen, ingrepen of hulpmiddelen voor de jongeren met extra behoeften.”

“En ook bij hen stimuleert meer inclusie de sociale ontwikkeling. Kinderen leren omgaan met diversiteit. Een aantal leerlingen voelt zich daardoor beter, omdat diversiteit de norm is. Er heerst meer tolerantie voor verschillen en dat leidt bijvoorbeeld tot minder pestsituaties. Cruciaal daarbij is de attitude van de leraar.”

Een moeilijk verhaal

Toch zitten er vandaag meer leerlingen in het buitengewoon onderwijs dan ooit. Hoe komt dat?

Beno Schraepen: “Het aantal leerlingen met specifieke handicaps of gedragsproblemen blijft al jaren min of meer gelijk. De toename zit binnen het zogenaamde basisaanbod en het type 9-onderwijs, voor normaalbegaafde leerlingen binnen het autismespectrum.”

“Basisaanbod is er voor kinderen zonder specifiek label die door de context of omstandigheden niet tot leren komen of probleemgedrag stellen. Ze leven bv. in armoede, hebben een vluchtelingenproblematiek, trauma’s, taalachterstand, culturele verschillen of ongeschoolde ouders die hen minder kunnen bijstaan. Ze hebben geen verstandelijke of fysieke beperking of een geïdentificeerde gedragsstoornis. Toch geeft de school aan dat het niet lukt om hun onderwijs te bieden met redelijke aanpassingen.”

“Van de 53 000 leerlingen in het buitengewoon onderwijs zitten er 19 000 in dat basisaanbod en meer dan 13 000 in type 9. In het buitenland zitten al die leerlingen binnen het gewone onderwijs, met gepaste ondersteuning. Houden we beide groepen binnen onze reguliere scholen, dan zitten we al vrij dicht bij het Europese gemiddelde van ongeveer 2% kinderen in het buitengewoon onderwijs.”

“Als je de cijfers uit het buitengewoon onderwijs combineert met de schooluitval, zit 9 à 10% van de jongeren niet in het gewone onderwijs. Dat is hoog in vergelijking met het buitenland.” (Beno Schraepen)

Je hoort voortdurend hoe ook het reguliere onderwijs alsmaar diverser wordt. Leraren kreunen onder een massa verwachtingen. Begrijp je dat meer inclusie dan een moeilijk verhaal is?

Beno Schraepen: “Zeker. Waar grootsteden als Antwerpen en Brussel al 20 jaar mee worstelen, sijpelt langzaam door in de rest van Vlaanderen. Maar dat zegt vooral hoe weinig ons onderwijs als systeem daarop anticipeert. Het is niet dat we het niet hebben zien aankomen. Het probleem is dat we altijd denken dat we de instroom wel kunnen aanpassen aan wat we al doen.”

“Als je de cijfers uit het buitengewoon onderwijs combineert met de schooluitval, zit 9 à 10% van de jongeren niet in het gewone onderwijs. Dat is hoog in vergelijking met het buitenland. Is de manier waarop we ons onderwijs organiseren dan nog afgestemd op wat we nodig hebben? Misschien moeten we de manier van denken omdraaien. Welke ingrepen in schoolorganisatie (lesrooster, team, werkvormen…) en onderwijscontext maken meer en betere ondersteuning mogelijk?”

Leren van het buitenland

Wat kunnen we leren van inclusieve scholen in het buitenland?

Beno Schraepen: “De belangrijkste vaststelling: leraren staan er daar nooit alleen voor. Dat wil niet zeggen dat ze altijd met 2 voor de klas staan, maar ze voelen zich gesteund door het team, de directie, externen, experten…”

“Inclusie is er een krachtig en positief verhaal van teamwerk, ideeën, samenwerking en inspiratie om kinderen tot leren te brengen. Maar dat werkt alleen vanuit een keuze voor inclusief onderwijs met een sterk doordachte ondersteuning, waarbij je de juiste hulpbronnen inzet om dat mogelijk te maken.”

Wat bedoel je met hulpbronnen?

Beno Schraepen: “Vanuit mijn rondreizen en internationale projecten zie ik cultuurverschillen met andere landen. Ons onderwijs vertrekt heel erg vanuit de individuele leraar in zijn eigen klas en vanuit het idee dat leerlingen zelfstandig en alleen kunnen werken. Ik mis daarin de verbinding met andere actoren die men in het buitenland wel inzet om extra ondersteuning mogelijk te maken.”

Over welke actoren spreken we dan?

Beno Schraepen: “Om te beginnen zie je er leerlingen elkaar veel meer helpen. Dat kan bij het begrijpen van een instructie, bv. door de thuistaal in te zetten, of door leerlingen uit het zesde regelmatig mee te laten helpen in een lager jaar. Dat vergt een aantal organisatorische ingrepen. Hoewel een aantal scholen dat heel goed doet, zit dat niet in het DNA van ons onderwijs.”

“Ook samenwerking met ouders kan intensiever. Ouders helpen hier wel ’s als leesouder of ze begeleiden mee een uitstap, maar in sommige Nederlandse scholen bieden ze extra handen in de klas. Overal zie je groepjes aan het werk onder begeleiding van ouders, vrijwilligers of stagiairs.”

“Als je een school hebt van 100 leerlingen, heb je bijna 200 ouders en 400 grootouders. Uit die pool moet je toch 10 mensen kunnen vinden die af en toe een halve dag willen komen ondersteunen?”

“Als een school inclusiever wil worden, trek ik met een passer een straal van 2-3 kilometer rond de school. Wie in die cirkel kan iets betekenen voor de school, en omgekeerd, wat kan de school doen voor de buurt?” (Beno Schraepen)

Zit er geen gevaar in het binnenhalen van mensen die niet didactisch opgeleid zijn?

Beno Schraepen: “Het lesgeven blijft de taak van de leraar, maar met een duidelijke briefing kunnen ouders of vrijwilligers wel helpen begeleiden met vraagstukken of cijferen. Je koopt jezelf zo tijd. Op sommige scholen vullen ouders elke laatste vrijdag van de maand in met ateliers: breien, schaken, kaarten, fotografie, schilderen… Lerarenteams overleggen op die momenten of scholen zich bij. Je krijgt er zomaar 8 pedagogische studiedagen bij.”

“Het sleutelwoord is verbinding. Als je de ouders en je buurt kent, boor je de hulpbronnen veel efficiënter aan. Als een school inclusiever wil worden, trek ik met een passer een straal van 2-3 kilometer rond de school. Wie in die cirkel kan iets betekenen voor de school, en omgekeerd, wat kan de school doen voor de buurt?”

“Kan de sportinfrastructuur van de school na de schooluren opengesteld worden? Kan je als school sluikstorten helpen tegengaan? Kan de buurt komen helpen op evenementen? Misschien zijn er welzijnsorganisaties, een kine, logo of psycholoog waar je terecht kan.”

Geen doel, maar een middel

Op het forum ‘All-inclusie’ bleek dat er best wel interesse is om een tandje bij te schakelen. Waar raad je het Leuvense onderwijs aan om te beginnen?

Beno Schraepen: “Inclusie is een complexe kwestie met filosofische, ethische, systemische, maatschappelijke en organisatorische aspecten. Maar je hoeft het niet ingewikkeld te benaderen. In zijn kleinste vorm is het een verhaal van relaties. Hoe geef je iedereen toegang tot verschillende systemen of sferen, zodat elke leerling zich maximaal kan ontwikkelen? Dat is toch waarom we onderwijs hebben uitgevonden: om de wereld en de samenleving te ontsluiten.”

“Elke school kan zich dus afvragen hoe ze kan bijdragen tot een inclusieve samenleving. Veel scholen doen dat ook. Steek de koppen dus bij elkaar, wissel uit en leer van elkaars initiatieven. Zo gaan we op korte termijn al vooruit.”

“Een inclusieve school is ook geen doel, maar een middel. Hoe je inclusief onderwijs organiseert, doet er minder toe. Als je maar vertrekt vanuit het idee dat je zoveel mogelijk samen leert, in verbinding, en waarbij je de lat voor elke individuele leerling zo hoog mogelijk legt.”

5 insteken voor een inclusiever Leuvens onderwijs

Interesse is er, maar hoe komen we tot actie? We vroegen Beno Schraepen naar interessante insteken om binnen de Leuvense context op verder te denken.

1. Formuleer een duidelijke ambitie: binnen 5 jaar geen buitengewoon kleuteronderwijs meer in Leuven

“Het aantal kleuters in het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen steeg sinds 2014 van 2000 naar 2650. Segregatie vanaf de kleuterschool is nefast. Daar geraken die kinderen nooit meer uit. In het buitenland bestaat buitengewoon kleuteronderwijs ook niet.”

Expertise is er. We hebben al inclusieve kinderopvang, waar men de peuters met een beperking cognitief stimuleert tussen de andere kinderen. Zodra ze naar school moeten, stopt die inclusieve aanpak bruusk. Kunnen we met de scholen voor buitengewoon onderwijs en een leersteuncentrum intensief samenwerken binnen de context van het reguliere onderwijs? Dat kost geen extra middelen, wel de bereidheid om die kinderen in het reguliere onderwijs school te laten lopen.”

2. Verdeel het werk

“Als ik directies of leraren meeneem naar buitenlandse scholen, valt daar nauwelijks een verschil te zien met Vlaamse populaties leerlingen. Echt zichtbare kinderen met een beperking heb je daar in een verhouding van 2 of 3 per 100 leerlingen. Ze zitten er verdeeld over alle scholen. Het grote verschil zit in die spreiding en in de ‘backoffice’, de organisatie van de ondersteuning.”

3. Zet in op professionalisering

“Op het vlak van inclusie is er een te grote kenniskloof tussen mensen en scholen onderling. We moeten de angst en weerstand wegnemen en laten zien dat er veel meer mogelijk is dan je op het eerste gezicht denkt.”

“Kunnen we er met een aantal scholen, leraren, beleidsmakers, een leursteuncentrum, het CLB en geïnteresseerden voor kiezen om ons over de scholen heen 5 jaar lang te professionaliseren in het concept van een inclusieve school?”

4. Breng leerlingen buitengewoon en gewoon onderwijs samen

“Ook kleine initiatieven maken een verschil. ‘Klas op wielen’ is een initiatief in Nederlandse scholen. Een vijftal kinderen met een ernstige meervoudige beperking zit in een apart klasje in een gewone school, met een leraar en een opvoeder en/of verzorger. Regelmatig zijn er activiteiten samen met de andere leerlingen of komen kinderen uit het gewone onderwijs naar de buitengewone klas om even tot rust te komen.”

“In 3 middelbare scholen in Brugge en Wetteren experimenteert Konekt vzw met onderwijs in leerhubs. Leerlingen buitengewoon en gewoon onderwijs die het moeilijk hebben, werken er in ateliers samen aan projecten, zoals podcasts, installaties, kunstwerken… Ze doen dat in functie van individuele leertrajecten.”

5. Investeer ook na het secundair onderwijs

“Konekt vzw geeft in Brake/Out! jongeren de kans verder te ontwikkelen in een tweejarig traject na het buitengewoon secundair onderwijs. Aan de hand van stages aan een onthaal van een organisatie, hotel of camping, bij een dj, etc. zoeken ze uit waar de talenten van de jongeren liggen. Ze worden ondersteund om er daarna ook zelfstandig mee aan de slag te kunnen.”

Tekst: Piet Creten   |   Foto: Bavo Nys