“Waarom zou je kleuters in leeftijdshokjes moeten duwen?”

Sinds 2019 experimenteert de Sint-Jansschool met groeinesten, waarin kleuters tussen 2,5 en 5 jaar samen leren en leven. “Vooral op het vlak van taalontwikkeling is de winst groot”, zeggen directeurs Inge Moïs en Sam Rely.

Inge Moïs: “Een groeinest lijkt wat op een natuurlijke gezinssituatie, waarin elk kind ontwikkelt op zijn eigen tempo. In elk nest zitten maximum 24 kleuters van verschillende leeftijden, niveaus, interesses en sterktes. Zo kunnen we hen prikkelen met een klasinrichting, activiteiten en spelmaterialen die ze in een traditionele werking minder makkelijk voorgeschoteld krijgen.”

Wat was de aanleiding om jullie werking op die manier om te gooien?

Inge Moïs: “In 2019 kwamen er middelen om te renoveren. We wilden onze kleuter- en lagere school op 1 locatie samenbrengen. Een jaar lang liepen we een denkproces met leraren, directie en bestuursleden. De grote vraag: welke doos bouwen we om zo optimaal mogelijk in te spelen op onze onderwijsnoden?”

“We hebben een specifieke doelgroep, als buurtschool met heel wat kinderen uit kansarme contexten of met een anderstalige achtergrond. Ouders van meer kansrijke kinderen kiezen voor onze school omdat we durven te experimenteren met onze didactiek. Onze klassen zijn daardoor heel divers. De verschillen in taalontwikkeling vormden een grote uitdaging de laatste jaren.”

Hoe kwamen jullie uit bij het concept van de groeinesten?

Inge Moïs: “Door het denkproces ontstond veel enthousiasme. We wilden niet meer wachten op de renovatie. Een filmpje van Klasse over KBO Ename, dat werkt met groeinesten, was een eyeopener. Het paste uitstekend bij onze specifieke doelgroep en ambities. Dat wilden we testen.”

“Een enthousiaste collega sprong vorig jaar als eerste. We lieten ouders de vrije keuze om al dan niet in te stappen. Tot onze grote verbazing zat ons nest meteen vol. Het concept slaat duidelijk aan. Dit jaar openden we ons tweede groeinest.”

Hoe stel je zo’n groeinest samen?

Inge Moïs: “Alles begint bij een evenwicht tussen verschillende leeftijden. Dan kijken we naar de groep zelf. Kan die werken op sociaal vlak? Zijn het niet allemaal haantjes-de-voorste en is er een goede mix van karaktereigenschappen? Soms zijn er ook al vriendschappen. Tot slot spreiden we ook de zwaardere zorgleerlingen over de groepen.”

“Vanaf dan blijft het groeinest in principe samen, los van de uitstroom naar het eerste leerjaar en de instappers. In uitzonderlijke gevallen kunnen kinderen van nest veranderen, bv. door een zorgproblematiek. De kleuters krijgen wel elk jaar een andere kleuterleider. Elke leraar heeft zijn eigen stijl, interesses en talenten. Het is belangrijk voor kinderen om daar voldoende aanbod in te krijgen.”

Welke voordelen merken jullie ten opzicht van de vroegere werking?

Inge Moïs: “Het grootste voordeel zit op het vlak van taalontwikkeling. De input is veel groter. Neem een instapklas van 2,5-jarigen of een tweede kleuterklas met allemaal anderstaligen. Elke vorm van authentiek Nederlandstalig taalaanbod komt dan van de leraar. In een leeftijdsgemengde groep hebben de oudere kinderen al een hele taalontwikkeling doorlopen. De jongste kinderen komen daardoor meteen in een taalbad terecht.”

Instappers stromen ook niet meer en bloc in. Vroeger was dat een zwaar moment. Voor 2 weken viel alles zo goed als stil voor de hele groep. Nu hebben we per groep telkens maar 1 of 2 instappers. De kleuterleidsters bereiden hun komst voor. De oudere kinderen schrijven de naam van het kindje op de kalender en verwelkomen het. De werking draait dus gewoon door omdat de grote kinderen perfect weten wat ze moeten doen. Zo is er meer tijd en aandacht voor die paar kinderen die instromen.”

Sam Rely: “Qua sociale vaardigheden is het verschil groot. De concurrentiestrijd die je meer hebt in leeftijdsgebonden groepen valt grotendeels weg. Kinderen vergelijken zichzelf minder met leeftijdsgenoten. Door de mengeling van leeftijden zijn onderlinge verschillen heel expliciet aanwezig. Kinderen aanvaarden ze daardoor makkelijker. Je merkt dat aan de rust die hier hangt.”

Is er daarbij veel interactie tussen oudere en jongere kleuters?

“Onze oudere kleuters zijn een soort mini-leraren voor de jongste. Het is ongelooflijk hoeveel werk ze spontaan ontnemen aan onze kleuterleraren, zonder dat het een opdracht of activiteit is. De grote kinderen trekken bijvoorbeeld bij het turnen zelf hun schoeisel aan en helpen dan de kleinsten. Op 2 minuten heeft iedereen zijn pantoffels aan.”

Inge Moïs: “Een instappertje had onlangs een ongelukje. Toen onze kleuterleidster aankwam bij de toiletten, bleek alles bijna afgehandeld. Een ouder kind had de natte kleren al uitgedaan en een zakje genomen. De oudere kleuter was trots, de instapper was droog en onze kleuterleider bleek enorm ontlast. Het is uiteraard niet onze bedoeling om zorgende taken af te wimpelen op onze kleuters. Het toffe is dat de kinderen spontaan engagement opnemen.”

Zit er voor de oudere kleuters naast dat sociale nog meer winst in?

Inge Moïs: “We kunnen onze kleuters meer uitdagen. Door onze manier van werken is er voor jongere kleuters met meer cognitieve mogelijkheden ook een aanbod dat voldoende uitdagend is. Ze pikken spontaan in op activiteiten met de oudere kinderen.”

“In een meer traditionele setting merk je pas veel later de leerhonger op. Kleuters kunnen heel goed berusten in een weinig prikkelende omgeving of ze vertonen lastig gedrag om aandacht op te eisen. Het duurt dan veel langer voor je doorhebt wat er aan de hand is.”

Dat differentiëren klinkt goed, maar is het geen gigantische opdracht om ervoor te zorgen dat alle kinderen aan hun trekken komen?

Inge Moïs: “Dat is niet anders in een gewone kleuterklas. Zeker op de jongste leeftijd zijn de verschillen sowieso groot. Het is in het begin wel wennen. We werken niet met aparte activiteiten voor verschillende leeftijden, maar met 1 activiteit waar alle kinderen aan deel kunnen nemen. Daarbinnen schuiven de kinderen vanzelf op basis van hun mogelijkheden en interesses.”

“Naar aanleiding van de schrijfdans tekenen de oudere kinderen golfjes over op grote gelamineerde papieren. Een instappertje had die ontdekt en was ze aan het bekribbelen. Een oudere kleuter kwam erbij, veegde het blad schoon en deed de oefening voor. Toen gaf hij de stift weer aan de instapper, die vervolgens – met vuistgreep – probeerde na te doen wat hij net had gezien. Tien minuten zijn ze zo samen bezig geweest. Zo sluipt die differentiatie er spontaan in.”

“Je moet dus als leraar durven loslaten en inspelen op wat zich aandient. De kleuterleiders in onze 2 groeinesten zeggen letterlijk dat hun job totaal anders is. Ze moeten alles wat ze ooit geleerd hebben vanaf nul herdenken. Dat is de sleutel. Proberen te behouden wat je al kent, maakt het net zwaar. Je botst de hele tijd op zaken die niet werken. Maar intussen wil geen van beide nog terug naar een eigen leeftijdsgebonden klas.”

Als je dat leren organisch laat verlopen, riskeer je dan niet minder opvallende kinderen uit het oog te verliezen?

Sam Rely: “Daar zit zeker een valkuil. Je moet heel dicht bij de kinderen staan. Sommige kleuters voelen zich goed bij een veilig aanbod en gaan alleen voor wat ze al kennen. We monitoren de kleuters met een nieuw kindvolgsysteem, met ontwikkelingslijnen. Leraren weten wat ze op verschillende leeftijden kunnen verwachten en zien heel mooi op welke doelen ze voor bepaalde kleuters extra moet inzetten.”

Inge Moïs: “Co-teaching is ook een grote meerwaarde. Onze collega’s werken nauw samen voor de 2 groeinesten. Als de kinderverzorgster er is, werken ze met de 2 groepen door elkaar, zodat ze een groot aanbod aan activiteiten kunnen voorzien. De leraren organiseren dan een rotatiesysteem en de kinderen zoeken hun weg daarin.”

Trekken jullie de werking door naar de lagere school?

Inge Moïs: “Onze groeinesten stoppen na de kleuterklas. Uit onderzoek blijken ze bij kleuters veel leerwinst op te leveren. Bij oudere kinderen is dat niet zo. Het leerproces daar werkt anders. De doelstellingen in een kleuterschool zijn veel uitgerekter. Kleuters ontwikkelen meer met sprongen. In de lagere school is dat minder uitgesproken. Voor een vlotte overgang denken we wel aan een soort brugfiguren die vanuit de groeinesten mee de overstap maken naar het eerste leerjaar.”

De verbouwing moet voor een groot stuk nog plaatsvinden. Op welke manier is een aangepaste accommodatie nodig voor jullie werking?

Sam Rely: “In de toekomt herbergt ons gebouw 6 groeinesten. De verbinding tussen de klasgroepen is een must. Alles zal heel open zijn, zodat kinderen makkelijk kunnen doorsteken van de ene klas naar de andere of van de klas naar de gang, die als speelstraat een geïntegreerd deel van onze didactische ruimte is.”

“Verder zit het in kleine dingen. Je hebt een aanbod aan meubilair en sanitair nodig met verschillende hoogtes, aangepast aan de leeftijdsverschillen binnen een groeinest. We laten de kinderen verder helemaal vrij om te kiezen wat ze willen gebruiken.”

Jullie zijn een gastschool op onze Schoolreis. Welk aspect van jullie werking kunnen bezoekers meenemen, zonder dat ze meteen hun hele structuur moeten omgooien?

Sam Rely: “Het loopt hier zeker niet altijd perfect, maar er hangt dankzij het traject dat we gelopen hebben wel een vibe binnen het team, een honger om samen dingen uit te proberen, bij te leren en elkaar daarbij te ondersteunen. Die flow wens ik elke school toe.”

Inge Moïs: “Voor mij het bewustzijn dat kinderen los van de leeftijd al heel wat kunnen dat je niet opmerkt in een jaarklassysteem. Daarnaast hoop ik dat de dynamiek van een groeinest blijft plakken. Het is net een groot gezin. Dat horen we het vaakst van ouders. Thuis groeien kinderen van verschillende leeftijden ook samen op. Waarom zou je ze op school dan in leeftijdshokjes duwen?”

Dit interview kwam tot stand in het kader van onze Schoolreis die we op vrijdag 10 maart 2023 samen met UCLL organiseerden. Wil je graag meer inspiratie opdoen? Lees hier meer schoolvoorbeelden.

Tekst: Piet Creten   |   Foto’s: Bavo Nys