“Soms vraag ik me af of iemand bezig is met hoe het met onze leraren gaat.”
Herinner je je die ene leraar? Die leerlingen inspireerde, vooruit hielp als het moeilijk liep, de juiste knoppen wist te bedienen om ze in beweging te krijgen. Magisch meesterschap noemt Jan Royackers het. In zijn boek zoekt hij uit wat je nodig hebt om ‘Meester in lesgeven’ te worden.
Je begint je boek in Granada, met de poëzielessen van dichter Luis Garcia Montero. Wat maakte zijn lessen zo goed?
Jan Royackers: Het contrast was groot. Ik associeerde poëzielessen met saaiheid, weinig interactie en eenduidige antwoorden, die allemaal van de docent kwamen. Bij Montero was dat radicaal anders. De man belichaamde poëzie. Hij schreef een gedicht speciaal voor de openingsles. Dat voelde meteen als een waardering voor ons als studenten.
Hij wist waar hij wilde landen, maar de weg daarnaartoe was vrij, open en sterk gericht op input van ons. Hij werkte zonder cursus. Bij het begin van de les vroeg hij wie verslag wilde maken. Hij las dat na en nadien kreeg iedereen een kopie. De verslagnemer mocht zelf een examenvraag opstellen over dat deel van de leerstof. Zijn didactiek was dus ook veelzijdig.
Is het puur de didactiek?
Jan Royackers: Nee, ook de manier waarop hij met ons omging. Hij plaatste je in een gelijkwaardige positie. Merkte hij dat je nog niet vlot Spaanstalig was, dan klikte hij je vast aan een Spaanse student of hij paste zijn instructie aan op een heel natuurlijke manier.
Hij gaf ook duidelijk aan waar hij voor stond. Het vak ging over sociaal geëngageerde dichters uit de generatie 1927. Hij zat zelf helemaal in die traditie en stak die sociale bewogenheid niet onder stoelen of banken. Hij durfde een smoel te hebben, liet zijn persoonlijke identiteit meespelen in zijn lessen. Maar hij vond het ook prima als wij een andere mening hadden.
Je spreekt in die zin van zelfbewust meesterstap, naast vakinhoudelijk, didactisch en pedagogisch meesterschap. Is de combinatie van die 4 een must om van echt goede leraren te spreken?
Jan Royackers: Een minimum van alles is wel belangrijk. Je moet je vak heel goed beheersen, zodat je met zelfvertrouwen over de leerstof kan praten. Je moet ook beslagen zijn in hoe je die kan overbrengen en hoe je contact maakt met jongeren.
Maar weten waar je voor staat, is minstens zo belangrijk. Daar is in de professionalisering van leraren weinig aandacht voor. Misschien is er in je lessen geen sprake van digitalisering. Dat is ok als je weet waarom en durft in te grijpen als je merkt dat wat je doet niet werkt. De magie zit in een constante verfijning van je meesterschap, jezelf in vraag blijven stellen.
“De magie zit in een constante verfijning van je meesterschap, jezelf in vraag blijven stellen.”
Laat ons ’s inzoomen op dat zelfbewust meesterschap aan de hand van enkele citaten. “We zijn allemaal ijsbergen”, zeg je.
Jan Royackers: Wat we als leraar doen of zeggen, hoe je overkomt in de klas of als collega, wat je zegt tegen ouders, is het topje van de ijsberg. Het zijn uitingen van zaken die onder water zitten en waar mensen niet altijd inzicht in hebben. Denk aan je waarden, de passie voor je vakken, de mate waarin je jezelf onderlegd voelt, je inspiratiebronnen… Leerlingen voelen als het plaatje niet klopt.
Zou je het authenticiteit kunnen noemen?
Jan Royackers: Je staat als leraar steviger voor de klas als je zicht hebt op je eigen ijsberg. Onderwijstendensen komen in golven en stromingen. De ene pleit voor geïndividualiseerd onderwijs op maat, de andere wil iedereen sterk cognitief lesgeven. Je moet je als leraar regelmatig afvragen waar je voor staat en of dat nog aansluit bij het pedagogisch project van je school. Kan je de leraar zijn die je beoogt?
Hoe meer je dat doet, hoe beter je connectie met de ijsberg van leerlingen. Dat is de link met het tweede deel van het boek, over pedagogie. Je hebt meer begrip voor een passieve of te drukke leerling. Je zal die leerling na de les makkelijker aanspreken om te horen of er iets scheelt.
“Bijna alle scholen beweren in hun pedagogisch project dat bij hun de leerling centraal staat. Zeg dat niet als dat niet zo is of handel ernaar.”
Mag een leraar zijn identiteit ook laten meespelen?
Jan Royackers: Bepaalde identiteitskenmerken houden we te veel onder de waterlijn. Het is goed dat het identiteitsvraagstuk op scholen weer naar boven komt. Moet een gelovige leraar per definitie haar hoofddoek afzetten als ze de school binnenkomt? Een kant en klaar antwoord heb ik niet. Veel hangt af van de context en de traditie van de school. Maar het gesprek voeren, is cruciaal. In welke mate kan je als leraar tonen wie je bent? Je bent meer dan een vakdidacticus en pedagoog.
Dat lijkt een beetje in te gaan tegen de tijdsgeest. Moet onderwijs niet neutraal zijn?
Jan Royackers: Het is vooral belangrijk dat een schoolteam achter een duidelijk project staat, dat het ergens voor staat. Bijna alle scholen beweren in hun pedagogisch project dat bij hun de leerling centraal staat. Zeg dat niet als dat niet zo is of handel ernaar.
Dan lees ik liever dat de leerstof centraal staat, als dat is waar de school naar streeft. Laat leraren hun identiteit daarbij maar meenemen. Wat niet kan, is dat iedereen begint te freewheelen. Het moet in een coherent kader passen, waarbij je je als leraar moet afvragen of je daarin past.
Een ander aspect van de ijsberg: “Traumareacties zijn de verborgen bestuurders die ons als leraren bepalen.”
Jan Royackers: Het onderzoek daarnaar is nog relatief recent. We leren als kind reflexen aan in moeilijke situaties. Men spreekt van flight (wegvluchten), freeze (verstijven), fight (de confrontatie aangaan) en fawn (pleasen).
Bij problemen kan je 4 verschillende reacties zien. De ene leraar gaat in de aanval, een andere voelt dat hij zijn grip kwijt is en vlucht huilend naar buiten. Die reacties zag ik vroeger als leerlingbegeleider allemaal opduiken bij collega’s én leerlingen.
Bij zo’n traumareactie reageert een jonger deel van onszelf. In het boek beschrijf ik een titularis die geconfronteerd wordt met een pestsituatie. Ze blokkeerde daar volledig op. Ze kon de pester niet aanspreken omdat die fysiek heel sterk leek op iemand die haar pestte toen ze 13 jaar was.
Kan je dat doorbreken?
Jan Royackers: Als je het herkent bij jezelf, kan je een andere ‘f’ leren toepassen: ‘face’. De situatie in de ogen kijken, maar je toch sterk genoeg voelen om te handelen. Dat kan samen met een collega of door het gesprek thuis goed voor te bereiden en je af te vragen: welke patronen komen bovendrijven? Bereik ik daarmee de effecten die ik wil bereiken? Zo niet, wat kan ik anders doen de volgende keer, en wat is daarvoor nodig?
Helaas blijven mensen vaak steken in hun eerste reactie. Ze ervaren dat er iets wringt en doen aan externe attributie: het ligt aan die vervelende leerling of dominante collega. Terwijl het gaat om gevoelens die ze zichzelf hebt aangeleerd. Door de situatie met wat afstand aan te pakken, zullen de gevoelens niet verdwijnen, maar je kan wel de druk van de ketel halen, zodat je niet verkrampt.
Scholen kunnen daarbij zeker nog meer professionele hulp gebruiken, van een psycholoog bijvoorbeeld, die op regelmatige basis met leerlingen en leraren het gesprek aangaat.
“Scholen die heel sterk hadden toegewerkt naar de modernisering, horen dat de leerplannen weer veranderen. Dat is geen professionele manier om met mensen om te gaan.”
Zelfvertrouwen blijkt ook belangrijk: “Leraren die overtuigd zijn van hun eigen kunnen, bereiken meer met hun leerlingen.”
Jan Royackers: Dat is de theorie van de zelfeffectiviteit. Zelfzekere leraren met een meer povere didactiek dan minder zelfzekere collega’s, brengen hun leerlingen verder. Laat je dus niet te snel van de wijs brengen.
Het onderwijsbeleid kan daar veel beter. Het dropt onaffe zaken op het hoofd van leraren. Dat doet veel meer met leraren dan we denken. Ze worden speelbal van het beleid en worden daardoor onzeker gemaakt. Scholen die heel sterk hadden toegewerkt naar de modernisering, horen dat de leerplannen weer veranderen. Dat is geen professionele manier om met mensen om te gaan.
Soms vraag ik me af of iemand bezig is met hoe het met onze leraren gaat. Er is veel uitval, een groot lerarentekort, mensen dragen een grote zwaarte uit. Gun leraren de tijd om te reflecteren, zodat ze sterker voor hun leerlingen staan.
Hoe pak je dat concreet aan?
Jan Royackers: Praat met leraren over waar ze in willen groeien. Werk rond hun leerhonger en verlangens en geef hen autonomie. Sommige scholen voeren wezenlijke gesprekken met hun team. Voel je je als leraar nog in je sas? Krijg je de vrijheid die je nodig hebt? Zo nee, waar zitten de belemmeringen? In die scholen krijgen teams vleugels.
Je krijgt collectief leiderschap, een cultuur waarin de neuzen in dezelfde richting staan. Leraren zijn niet alleen overtuigd van hun eigen kwaliteiten, ze vertrouwen ook op elkaar dat ze aan hetzelfde zeel trekken. Hoe groter die overtuiging, hoe verder leerlingen komen.
Nog onder de waterlijn: “Leer omgaan met je innerlijke criticus.”
Jan Royackers: Het gaat om het stemmetje dat we allemaal meedragen. Dat incarneert alle stemmen uit het verleden die ons wilden behoeden voor schade. Had je sterk controlerende ouders, dan waarschuwt het je voortdurend: zou je dat wel doen, let op… Of je wordt zelf heel controlerend.
Veel leraren zijn perfectionistisch. Hun stemmetje geeft commentaar op hun werk. Is dat wel goed genoeg om door te sturen naar een collega? Je moet je daarvan emanciperen. Op een bepaald moment heb je als leraar voldoende ervaring om de kwaliteit van je werk in te schatten. Die innerlijke criticus staat ontwikkeling in de weg. Ervaring delen is onontbeerlijk voor een school.
Wat hoop je dat mensen zeker meenemen uit je boek wanneer ze het lezen?
Jan Royackers: Wanneer ik het boek voorstel, hoor ik dat leraren bevestigd worden in hun intuïties. Ik hoop dat veel mensen die ervaring hebben bij het lezen. Ze mogen zeker niet het gevoel krijgen dat de lat onbereikbaar hoog ligt of dat het allemaal anders moet. De basis van meesterschap staat erin. Heb je het gevoel dat je er al veel van toepast, wees dan vooral bekrachtigd en zeg tegen je innerlijke criticus: zie je wel!
Dit interview kwam tot stand in het kader van de Teachers Day, die we samen met Lannoo Campus en Schoolmakers ondersteunden. Jan Royackers gaf er een keynote over zijn boek ‘Meester in lesgeven’.