“Onderwijs dat niet flexibel is, gaat dood”

Vlak voor de coronacrisis was De Nova ‘ready for takeoff’. “De timing kon niet slechter. We maakten van de nood een deugd en begonnen volop te verbouwen. Een gouden zet”, zegt directeur Hans Van Gelder. “Een radicaal aangepaste accommodatie bleek noodzakelijk voor onze nieuwe werking.”

Hans Van Gelder: “We zochten al lang naar een nieuwe vorm voor het secundair. Leraren werkten keihard, maar de verwachtingen waren vaak onrealistisch. Ze waren specialisten in alles wat niet bij lesgeven hoort. We hadden leerlingen OV3 en 4, type 2, 7, 9, OKAN, anderstalige volwassenen, ADD’ers, kinderen met het Syndroom van Down, diverse culturen… De druk was enorm.”

Hoe draai je die situatie om?

“In het nieuwe concept legden we de focus weer op onderwijs. We maakten dat duidelijk aan de ouders. We geven nu aan wat we voor leerlingen kunnen doen, maar zijn niet bang om te zeggen wat niet. We zijn méér dan een school. Maar in een open cultuur zijn er ook verwachtingen naar leerlingen en ouders. Dat was helemaal weg. Ouders hadden alleen nog verwachtingen naar het team.”

“Het helpt om een heldere en eenvoudige visie te hebben. Met een beperkte set duidelijke statements verantwoord je je werking makkelijk. Ons publiek is nog steeds erg divers, maar de mentaliteit op school draaide volledig. Kinderen kiezen bewust voor onze school. Ouders weten wat wij willen en wij kunnen onze beloftes nakomen. Daarom vernieuwen we rustig aan, jaar per jaar. Ons team en ons gebouw groeien mee met de leerlingen. We zitten nu aan het derde jaar.”

Geen waterval

Vanuit welke filosofie vertrok je bij de hervorming?

“Vanuit de lagere school weten we dat kinderen op een verschillend tempo leren. Als je niet per jaar oordeelt en een gericht zorgtraject aanbiedt, krijg je veel kinderen mee. Er zit voor wiskunde soms 2 jaar verschil in ontwikkelingssnelheid. Maar in het secundair gaat de slagboom elk jaar open of dicht en ligt je toekomst soms onterecht helemaal vast. Daar wilden we vanaf.”

“Tot Kerstmis brengen we onze eerstejaars A- én B-stroom met alle domeinen in contact. Ze moeten voelen wat ze graag doen: wiskunde, koken, met de handen werken, voeding en EHBO, economie, wetenschap of Latijn. Pas na kerst werken ze bewuster aan onderdelen die aansluiten bij hun interesses. In het tweede mogen ze iets meer focussen, in extra missions Latijn, STEM of talen.

“Vanaf het derde jaar hebben we maar 3 richtingen: wetenschappen of moderne talen, met een pakket wiskunde. Leerlingen bepalen samen met hun coach hoe groot dat pakket is. Heb je hersenen die graag gekookt worden, kies je klassieke talen met veel wiskunde. Maar het belangrijkste is dat onze leerlingen afstuderen met een stevige achtergrond in de richting van hun keuze. Daarbovenop willen we positief kritische en zelfstandige mensen vormen met een grote zelfkennis.”

‘Walgelijk’ veel tijd voor planning

Is dat geen ambitie van elke school?

“Het verschil ligt in de aanpak. De leerlingen krijgen projectwerk, dat ze zelf organiseren. In de eerste graad steken we nog walgelijk veel tijd in leren plannen. Maandag het eerste uur bekijken de leerlingen samen met hun coach het programma voor de komende 4 weken. We plannen via een app alles in, in combinatie met de thuisagenda. Op vrijdag bekijken we de situatie opnieuw. Dat is een trainingsproces. Maar na een jaar nemen de meeste leerlingen hun leerproces zelf in handen.”

“In de tweede graad schotelen we de leerlingen moeilijkere problemen voor. Ze krijgen meer gefocust uitleg, maar weten waar ze een oplossing kunnen zoeken. In de derde graad krijgen ze een pak info, een pittige opdracht en de boodschap: trek je plan! Kom je naar school of niet? Onze experten staan klaar. Maar jij bent verantwoordelijk. Binnen 6 weken verwachten we een geweldig resultaat. Misschien moet je het wel toelichten voor 100 man … in het Engels… en het Frans.”

 

Ruimtereizen

Hoe ziet dat projectwerk er concreet uit?

“We gebruiken de metafoor van een ruimtereis of epic, waarbij leerlingen projecten uitvoeren van 4 of 5 weken. Aan die epics hangen we de doelstellingen vast. Hoe ouder de leerling, hoe meer verantwoordelijkheid voor het uitdenken en opzetten van zo’n epic.”

“Een epic vertrekt vanuit een probleemstelling. In een eerste epic vragen we ons af wat alle grote, beroemde gebouwen met elkaar gemeen hebben. We verkennen zo breed mogelijk vanuit de leerdoelen wiskunde, LO, verkeer, maatschappij… Hoe meet je zo’n gebouw op, wat is typisch aan het land, de geografie, cultuur, taal, het politiek systeem, het eten? Voor techniek bouwen de leerlingen met afvalmateriaal een van die gebouwen na op schaal.”

“Het uiteindelijke antwoord? In elk gebouw vind je een winkelcentrum en restaurants, soms een museum of kunstgalerij en een enorm grote trappenhal. Dat vertelt iets over de mens en wat we belangrijk vinden. Zo kom je tot een maatschappelijke discussie: leven is eten en winkelen?”

“Binnen een epic zitten missions met werktijd: uitleg of theorie, door een expert of via hybride systemen. Experten komen soms van buitenaf. Zo komt de ontmijningsdienst Dovo binnenkort een missie leiden. Voor hun vakken zijn onze leraren natuurlijk expert. Maar als een ouder piloot is, moeten ze niet zelf les over aerodynamica geven.”

Onze gasten gaan later niet met hun voeten laten rammelen.

Hans Van Gelder

“Verder hebben we kibo’s, een Japans instrument in een spacelab. Het is een grote, lege doos, waar allerlei ‘zaken’ in vliegen. Massa’s sensoren meten wat we kennen. Maar er is ook een sensor die aangeeft wat onbekend is. In een kibo maken we tijd voor uitgebreide gesprekken tussen leerlingen, leraren en/of ouders. Het is soms ook een moment van rust om samen te bepalen of er iets scheelt, wat een volgende stap is of om iemand te zeggen hoe geweldig hij in iets is.”

“Een epic eindigt altijd met een landing: een presentatie, toonmoment, tentoonstelling, kunstwerk of boek, iets wat toonbaar is aan een publiek, intern of extern.”

“Onze boosters zijn totaal onverwachte, inspirerende momenten. Plots wandelt Samy Mehdi binnen, staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Onvoorbereide leerlingen stellen onvoorspelbare vragen. Ligt hij soms thuis wakker als hij een beslissing neemt waar hij niet achter staat? Enkele kinderen van vluchtelingen vroegen: “Wat vind je eigenlijk van ons?” Dan ben ik trots. Die gasten gaan later niet met hun voeten laten rammelen.”

“Boosters leren hen omgaan met onvoorspelbaarheid. Ze moeten hun planning plots helemaal omgooien. Als er een inspirerende kunstenaar in Leuven is, dan moeten we daar last minute heen kunnen. Boosters zijn als momenten waarop je je lief tegenkomt. Dan zeg je toch ook niet: ‘Wacht even, ik moet eerst nog die of die doelstelling halen.”

 

Een straal blauw

Hoe zorg je er in zo’n systeem voor dat je alle doelstellingen haalt?

“In de leerplannen zit veel overlap en ruis. Veel ‘doelen’ haal je gewoon door te leven of zitten verweven in onze visie, zoals burgerschap. Daar steken we geen expliciete onderwijstijd in. We herschikten de leerplannen tot clusters van doelstellingen. Elke epic draait rond enkele clusters. Leraren observeren permanent en geven via een online tool de progressie weer.”

“We geven 4 kleurcodes. Groen betekent dat je een doel bereikt hebt, oranje dat je er bijna bent, met nog wat hindernissen. De belangrijkste boodschap: doe verder, je komt er wel. Rood zegt duidelijk dat een leerling iets niet kan. Veel collega’s vonden dat in het begin erg voor leerlingen. Een 4/10 geeft toch de indruk dat een leerling nog iets kan. Maar dat maskeert net het probleem.”

“Bij rood schiet ons team in actie. Welk alternatief traject is het beste of zijn er tools waarmee we de leerling weer op weg krijgen? Kan iemand met dyslexie met een tekstverwerkingsprogramma foutloze teksten inleveren? Mogen ze 3 weken in hun voorbereiding ‘chaos’ met een ‘g’ schrijven als op het einde de PowerPoint foutloos is? Als de aanpak werkt, verandert rood weer in groen.”

“Als iemand uitzonderlijk goed is in iets, geven we score blauw. Daarrond willen we met die persoon verder gaan. Er schiet dan een straal blauw door het rapport. Dat doet ook onze leerlingen stralen.”

Leggen de leerlingen dan nooit examens of testen af?

“Voor grote leerlijnen nemen we in januari en juni een foto om te weten waar een leerling staat én om onze kwaliteit te controleren. Bereiken we onze doelen, is ons niveau hoog genoeg? Daarnaast organiseren we 2 big assessment days. We observeren leerlingen tijdens opdrachten. Daarin verstoppen we doelen, die trapsgewijs moeilijker worden: testjes, escape rooms, een bed and breakfast of een volledige reis boeken in het Frans…”

“Uiteindelijk belanden alle evaluaties, werkjes, foto’s, filmpjes en verslagen van kibo’s chronologisch in een digitale map. Op hun 18e hebben de leerlingen een volledig cv van wat ze op school leerden.”

 

Welk kleiner aspect van jullie werking kunnen geïnteresseerde bezoekers meenemen uit jullie school?

“Ik kom uit de privésector. De principes die daar werken zijn net zo toepasbaar in onderwijs. Maar je moet durven kiezen voor totale verandering. Anders raak je gefrustreerd over wetten, decreten of ponderatietabellen. Die worden vaak misbruikt om vernieuwing tegen te gaan. Maar het is als directeur je job om daar door te breken. Durf af en toe uw kas te vegen aan alle heilige huisjes.”

“Ik hoor vaak van directeurs dat ze niet beginnen aan de herdenking van hun school. Het zou te zwaar zijn voor hun team. Maar mijn team is qua samenstelling of karakters net hetzelfde als alle andere. Iedereen bouwt hier mee aan de hervorming. Onderwijs dat niet flexibel is, gaat dood. Mijn advies: begin er gewoon aan!”

 

 

Dit interview kwam tot stand naar aanleiding van schoolreizen en is het werk van Piet Creten.

Tekst: Piet Cretens   |   Foto’s: