Jona Van den Bossche

Directeur Matadi

It takes a village to raise a child. Een kind met specifieke noden heeft een nog sterker dorp nodig.”

In het voorjaar van 2024 organiseert SOM het forum inclusie. Directeurs, leraren en ondersteuners bekijken samen hoe we het Leuvense onderwijs inclusiever kunnen maken. Jona Van den Bossche ademt inclusie. Na 12 jaar BuBaO Woudlucht begeleidde hij de transitie van de stadsscholen SKLO en Parkschool tot Matadi, de eerste sterk inclusieve school in Leuven.

Matadi is intussen een feit. Welke rol heb je op school?

“Ik ben deel van het directieteam, samen met Nena Erzeel en Liesbeth Mentens. We organiseren de school elk vanuit onze eigen talenten. Ik sta bekend als de planmaker. Met een team van 90 mensen in 20 verschillende ambten is de administratieve puzzel best complex. Het klinkt misschien gek, maar ik ben graag bezig met de cijfers achter de begroting of de maximumcapaciteit en met de personeelsadministratie.”

Je bent al je hele loopbaan actief in het buitengewoon onderwijs. Vanwaar die interesse?

“Mijn eigen schoolloopbaan zit daar zeker voor iets tussen. Als kind had ik het niet makkelijk. Ik heb geen dieptezicht, ben motorisch zwak en leerde en ontwikkelde als kleuter trager. Ik ben mijn ouders dankbaar dat ze ‘s avonds met mij naar een revalidatiecentrum trokken, waar ik kine, ergo en logo volgde. Ik was lang het kneusje dat achter de groep aanhinkte en vraag me nu soms af waar ik gekomen zou zijn zonder die extra ondersteuning.”

“Pas op het einde van de lagere school kon ik met de stroom mee. Ik trok toen naar het eerste middelbaar in een strenge, katholieke aso-school. Ik haakte meteen weer af. Mijn ouders vroegen me wat ik wilde met mijn opleiding. Ik bleek goed met kinderen, dus leraar was een interessante piste. De richting STW leek daarvoor een goede voorbereiding. Ik koos dus op mijn dertiende voor een job als leraar en dacht daar tot mijn eenentwintigste niet meer over na.”

“Na 3 jaar lerarenopleiding had ik het gevoel dat ik nog niet genoeg bagage had om complexe klasgroepen te begeleiden. Daarom volgde ik de banaba buitengewoon onderwijs aan UCLL. Mijn blik werd er helemaal opengetrokken. Ik wist dat ik in het buitengewoon onderwijs echt op maat van kinderen wilde werken. Ik was naar Leuven gekomen om later in mijn dorpsschool te gaan lesgeven, maar ik ben nooit meer uit Leuven weggeraakt.”

Je praat met veel liefde over het buitengewoon onderwijs in Woudlucht. Welk inzicht neem je mee uit je ervaringen daar?

“Ik leerde er te vertrekken vanuit het kind, niet vanuit de les. Ik maakte de klik om voor elk kind altijd op zoek te gaan naar de zone van naaste ontwikkeling. Vertrek je puur vanuit de leerstof die je wil aanbrengen, dan gaat je les voor de ene te snel en voor de andere te traag.”

“Daarnaast voelde ik aan den lijve hoe sterk buitengewoon onderwijs voor onze leerlingen kan zijn. De mensen die er werken zijn fantastisch. De omkadering die ze krijgen vanuit de overheid is van topniveau. Men heeft er tijd en middelen om de kinderen heel goed te begeleiden.”

Veel lof voor het buitengewoon onderwijs en toch moet het anders, zeg je.

“In Vlaanderen zit 6% van de kinderen in het buitengewoon onderwijs. Dat betekent dat de gemiddelde dorpsschool van 200 leerlingen 12 leerlingen uit de buurt ziet vertrekken. Buitengewoon onderwijs zal altijd nodig zijn, maar het contrast met het Europese gemiddelde van 1,4% is groot.”

“Een overstap naar het buitengewoon onderwijs is op cognitief vlak voor veel leerlingen een stap vooruit door de uitstekende begeleiding die ze er krijgen. Maar op veel andere vlakken verliezen die kinderen ook.”

Waarom is het belangrijk om die kinderen in het reguliere onderwijs te houden?

“It takes a village to raise a child. Een kind met specifieke noden heeft een nog sterker dorp nodig. Mijn eigen kinderen zitten op school met kinderen uit de buurt. Als we een feestje doen, is dat met dezelfde families. Ze gaan naar dezelfde chiro en dansschool. De ouders kennen mekaar allemaal. We weten van elkaar waar het soms wat moeilijk loopt en helpen waar het kan.”

“Die connectie gebeurt vanzelf. De kinderen zijn de lijm in de sociale structuur. Maar als je met je kind naar een andere school moet, is het veel moeilijker om connectie te maken. Mensen uit de buurt weten niet waar je mee kampt. Het dorp kan daardoor zijn rol veel minder spelen.”

“Kinderen met een beperking worden uit hun vertrouwde omgeving getrokken. Ze zien de andere kinderen niet op school, vinden minder aansluiting en gaan ook moeilijker naar de sportclub. Op die manier gaan veel leerkansen verloren, bv. op het vlak van sociale vaardigheden. Bovendien zal hun eigen sociale netwerk een stuk kleiner zijn.”

Ouders van kinderen in het reguliere onderwijs zijn soms bang van inclusie. Toch zeg jij net dat ook zij veel te winnen hebben bij meer diversiteit in de klas.

“Toen we startten met Matadi maakten we een podcast met burgermeester Ridouani. Hij deelde een belangrijk inzicht dat we meenamen in ons ontwerptraject. Veel secundaire scholen bereiden hun leerlingen voor op een beroep. Maar het is niet zeker dat het beroep over 20 jaar nog zal bestaan. Wel zeker is dat mensen zullen moeten samenwerken om een doel te bereiken. Dat doen ze in steeds diversere teams. Omgaan met diversiteit is daarom dé competentie van de 21e eeuw.”

“Het probleem is dat je dat moeilijk expliciet kan aanleren aan kinderen. Je moet de situatie creëren. Door samen naar school te gaan met kinderen met diverse achtergronden, wordt dat de normaalste zaak ter wereld.”

Hoe komt het dat inclusie op veel scholen een moeizaam verhaal is?

“Voor inclusief onderwijs heb je leraren nodig die sterk in hun schoenen staan. Als leerlingen met een beperking verdwijnen uit een school wordt de groep leerlingen homogener. Het contact met het ondersteuningsnetwerk valt weg. Het team verliest flexibiliteit en kan op den duur steeds minder goed om met diversiteit.”

“Zo creëer je een vicieuze cirkel. Men stuurt kinderen nog sneller door naar het buitengewoon onderwijs, omdat ze daar veel beter ondersteund worden. Dat wordt nog versterkt omdat reguliere scholen niet dezelfde middelen krijgen voor een leerling met speciale noden als in het buitengewone onderwijs.”

Toch biedt een doordachte vorm van inclusie heel wat voordelen voor scholen. Jullie kunnen rekenen op een heel divers team. Zit daar de grote meerwaarde?

“In onze leertuin 1 bieden we maatwerk aan voor 66 kinderen uit het eerste en tweede leerjaar: 22 kinderen met een autismespectrumstoornis (type 9) of een lichte mentale beperking (type basisaanbod) en 44 kinderen uit het reguliere onderwijs.”

“Rond die kinderen bouwen we een team van 4 leraren uit het reguliere en buitengewone onderwijs, een zorgcoördinator, 2 halftijdse zorgleraren, een opvoeder en een orthopedagoog. Verder draait een logopedist halftijds mee en is er 2 dagen per week motorische begeleiding door een ergo of kine.”

“Het helpt om snel te schakelen. Stel dat we vermoeden dat een kind in het eerste leerjaar stottert. Bij een normale procedure passeer je heel wat stations voor je de zoektocht kan aanvangen naar een gespecialiseerde logopedist. Bij ons kan de logo 10 minuten mee komen luisteren. Zo sla je heel wat stappen over en kan je meteen ingrepen doen binnen de klas.”

Is zo’n team ook de ideale context om te groeien als leraar?

“Leraren leren impliciet vanuit de samenwerking rond specifieke cases. We gaan van een leraar geen ergotherapeut maken. Maar als hij de grof- en fijnmotorische oefeningen of een uitleg over lateralisatie mee volgt, wordt hij daar alleen maar sterker van.”

“Als de kinesist de banken goed zet, kan de leraar een schrijfprobleem misschien linken aan de zithouding en zelf ingrijpen. De ingrepen die we doen voor kinderen met ASS zijn dan weer interessant voor al onze kinderen.”

Je bent het ideale uithangbord voor inclusie. Waar mogen onderwijsmakers je voor contacteren?

“Ik zie kansen in overleg met beleidsmakers van scholen voor regulier onderwijs. Door meer samen te werken, kunnen we kinderen met een complexere rugzak daar ook een plekje geven.”

“Zo komt de planmaker in mij weer naar boven. De middelenstromen zijn niet georganiseerd voor een inclusieve samenleving. Maar je kan binnen de regelgeving wel interessante verschuivingen doen. Waarom organiseren we geen satellietschool van onze school in een school voor regulier onderwijs rond specifieke problematieken? We kunnen er onze expertise inplanten, terwijl de kinderen op hun eigen school actief blijven.”

Zo wordt de stap vanuit het buitengewone onderwijs naar het reguliere onderwijs of omgekeerd een pak kleiner. Een kind kan een attest buitengewoon onderwijs krijgen, met veel extra ondersteuning, en toch in dezelfde klas blijven zitten met dezelfde vrienden. Broers en zussen met een buitengewoon profiel kunnen dezelfde schoolpoort binnengaan en kind blijven zoals het hoort.

Meer weten over de mogelijkheden van inclusie en de werking van Matadi? Naar aanleiding van zijn inspirational talk op ‘SOM start’ publiceren we het interview van onze collega’s van Sociaal.net. Bezoek ook de website van Onwijs Onderwijs en blijf op de hoogte als lid van de community.

Foto: Sien Verstraeten