9 inzichten over digitale media en het welbevinden van jongeren

Digitale media domineren een flink stuk van het tijdsgebruik van jongeren (en volwassenen). Meer en meer mensen maken zich daarover zorgen. Hebben we onze kinderen te naïef overgeleverd aan de belangen van socialemediabedrijven? Hoe beïnvloeden die hun welzijn? En wat is de rol van onderwijs?

Op SOM start ging professor Laura Vandenbosch van het Media Psychology Lab in gesprek met leraren en onderwijsmakers. Wat we weten uit onderzoek blijkt een stuk genuanceerder dan wat soms leeft in het publieke debat.

1. Voer een geïnformeerd beleid

Laura Vandenbosch: “In de publieke opinie leeft het idee van een angstgeneratie en de destructieve rol die smartphones en sociale media daarin spelen. Vaak resoneert dat niet met hoe jongeren het zelf aanvoelen. Ze hebben daar een punt.”

“Toen smartphones hun intrede maakten, zagen we een daling van het mentale welzijn bij jongeren. Maar op dat moment stond de thematiek ook plots veel meer centraal. Mensen werden opener over hun welzijn en de rapportering veranderde. Een-op-een zeggen dat smartphones en sociale media de oorzaak zijn, valt niet aan te tonen. Het kan ook schadelijk zijn, omdat je niet op zoek gaat naar andere verklaringen.”

“We lieten bedrijven jarenlang bepalen wat wel en niet kan. Generaties jongeren gingen online zonder dat we aandacht besteedden aan de effecten op hun welzijn. Dat was niet productief.”

“Dat betekent niet dat we vanuit onderzoek geen input kunnen geven voor het debat of dat je als maatschappij geen standpunt kan innemen. We lieten bedrijven jarenlang bepalen wat wel en niet kan. Generaties jongeren gingen online zonder dat we aandacht besteedden aan de effecten op hun welzijn. Dat was niet productief.”

“We moeten de regie weer in handen nemen, maar wel met een geïnformeerd beleid dat niet vertrekt vanuit een ideologische redenering als ‘sociale media zijn slecht’. De werkelijkheid is veel gelaagder.”

2. Schermtijd ≠ schermtijd

Laura Vandenbosch: “Mensen focussen terecht op de hoeveelheid schermtijd van kinderen en jongeren. Uiteraard is het niet altijd gezond om uren per dag aan het scherm gekluisterd te zitten. Tijd die je online doorbrengt, vervangt soms andere activiteiten. Belangrijke vragen zijn dus ook wat jongeren offline opofferen en wanneer ze online zijn.”

“Vervangen ze sportactiviteiten, slaap of schoolwerk door smartphonegebruik, dan is dat geen goede zaak. Je moet dus tijdig grenzen stellen bij overvloedig mediagebruik en kinderen leren er op een gezonde manier mee om te gaan.”

“Maar vooral wát jongeren precies online doen, doet ertoe. Monitoren we het socialemediagebruik van jongeren in detail, dan zien we grote verschillen, met gevolgen in positieve en negatieve zin.”

3. Sociale media bieden sociaal kapitaal

Laura Vandenbosch: “Onderzoek over duizenden studies heen wijst uit dat de grootste winst zit op het vlak van sociaal kapitaal. Jongeren die veel tijd doorbrengen op sociale media blijken betere vriendschappen te hebben. Ze gebruiken die media om hun vriendschappen te onderhouden en te versterken. Ze vieren er hun band met elkaar en herbeleven samen mooie momenten.”

“Jongeren vieren op sociale media hun band met elkaar en herbeleven samen mooie momenten.”

“Toch is nuance ook hier op zijn plaats. Een studie van enkele jaren geleden rond sociale media en eenzaamheid toonde aan dat jongeren die in vergelijking met hun peers heel veel passief gebruik maken van sociale media of net helemaal geen gebruikers zijn, het meest eenzaam zijn. Het is dus belangrijk dat jongeren een evenwicht vinden.”

4. Sociale media helpen jongeren hun identiteit vorm te geven

Laura Vandenbosch: “Tieners zijn volop bezig hun identiteit te ontdekken. Sociale media zijn een instrument om daar vorm aan te geven. Zo maken ze bijvoorbeeld heel persoonlijke Instagramprofielen die ze niet openstellen voor een publiek. Zie het als de online versie van het dagboek van vroeger. Jongeren posten er wat ze meemaken, schrijven zaken van zich af en blikken er nadien op terug.”

“Heel wat jongeren maken gericht verschillende Instagramprofielen voor zichzelf, voor hun vrienden en voor de wereld. Ze gebruiken sociale media in hun voordeel als een platform om er zaken af te tasten, gevoelens te delen of de eigen creativiteit of expressie te testen op een publiek.”

5. Let op voor het algoritme

Laura Vandenbosch: “Toch zijn er risico’s voor het mentale welzijn. Een gevaar schuilt in het passieve gebruik van sociale media, het scrollen door de eindeloze online content. We zien weer een gemengd beeld. Nederlands onderzoek toonde aan dat 80% van de jongeren geen effect ervaart op hoe gelukkig ze zich voelen. 20% geeft aan dat dat scrollen hen wel ongelukkig maakt.”

“Ander onderzoek verfijnt dat cijfer nog. Bij die 20% varieert het gevoel sterk naargelang de omstandigheden. Komt een jongere goedgezind terug van school en blijft die hangen bij een grappig filmpje, dan pikt het algoritme dat op en toont het meer van dat soort video’s. Zit het even tegen en blijft hij of zij ook maar even hangen bij een ‘selfharm’-video, dan krijgt de jongere volgens Amerikaanse data meteen 70% meer van dergelijke content over zich heen.”

“Het algoritme achter TikTok suggereert video’s over automutilatie of zelfdoding aan jongeren die al kwetsbaar zijn.”

“Net daar zit volgens een recente Amerikaanse ‘algoritmic audit’-studie het gevaar van het algoritme. Wanneer jongeren bij het scrollen ook maar even pauzeren bij iets over middelengebruik of risk challenges, krijgen ze 30% meer van die content gepresenteerd. Bij inhoud over mentaal welzijn of uiterlijk, stijgt dat zelfs naar 70%.”

“Dat zijn trends waar we ons toch wel zorgen over maken. Op TikTok is er een grote ‘mental health community’ met video’s over automutilatie of zelfdoding. Studies tonen aan dat die thema’s bij jongeren daardoor sterk genormaliseerd worden. Het probleem is dat het algoritme net dat type video’s suggereert aan jongeren die al kwetsbaar zijn.”

6. Hou influencers beter in de gaten

Laura Vandenbosch: “Influencers kunnen een positieve rol spelen voor het welbevinden van jongeren, maar vaak is dat ook niet het geval. Vooral de lifestyle, beauty en fit influencers hebben een negatieve invloed, in de eerste plaats op meisjes, omdat die dergelijke content nu eenmaal meer opzoeken. We zien daar veel verborgen reclame, bijvoorbeeld met tips over skincare die dermatologisch niet gezond zijn.”

“De inhoud van die filmpjes is vaak ook erg stereotiep en cultiveert een onrealistisch lichaamsbeeld. Bijna elke studie legt de link met lichaamsontevredenheid. Bij influencers moeten we dringend nadenken of en hoe we daar veel striktere controle op kunnen uitoefenen.”

7. Werk samen aan mediawijsheid

Laura Vandenbosch: “Het hele debat rond het gebruik van smartphones op scholen is een gouden kans om stappen vooruit te zetten. Maar jongeren mediawijs maken mag nooit de taak zijn van scholen alleen. De sleutel zit in een wisselwerking tussen de jongeren zelf, hun ouders en de scholen.”

“Uit ons onderzoek blijkt dat als ouders regelmatig met hun kinderen praten over sociale media en smartphonegebruik, dat leidt tot een gezonder gebruik ervan. Ze vinden veel beter de balans en gebruiken de technologie gerichter om bijvoorbeeld af te spreken met vrienden. Wie thuis weinig ondersteund wordt, komt sneller in een negatieve spiraal terecht. Vooral een verlies van controle op de tijd die jongeren spenderen op de smartphone wordt ervaren als negatief effect.”

“Jongeren groeien op in een wereld vol technologie die voortdurend evolueert. We moeten hen dus weerbaar maken. Net daarom mogen scholen niet stoppen bij een smartphoneverbod. Technologie is niet louter iets dat je moet reguleren.”

“Ook scholen mogen zich niet laten misleiden doordat leerlingen zich sociaal vaardig tonen. Jongeren groeien op in een wereld vol technologie die voortdurend evolueert. We moeten hen dus weerbaar maken. Net daarom mogen scholen niet stoppen bij een smartphoneverbod. Technologie is niet louter iets dat je moet reguleren. Jongeren weten wat er speelt. Het probleem is dat ze hun kennis moeilijk in gedrag omzetten. Daar ligt een rol voor onderwijs.”

“Vergeet tot slot zeker ook de platformen zelf niet. Zij moeten er dankzij de Europese ‘Digital Services Act’ o.a. mee voor zorgen dat ongepaste inhoud voor bepaalde leeftijden niet getoond wordt. Risicovol gebruik moeten ze monitoren en rapporteren. Tonen onderzoekers o.b.v. objectieve data aan dat er problemen zijn, dan moeten de platformen daarmee aan de slag.”

8. Begin jong genoeg

Laura Vandenbosch: “Volgens de bevraging van Apenstaartjaren in 2024 zit tegen het einde van de lagere school al 36% van de leerlingen op TikTok. De minimumleeftijd is nochtans niet voor niks 13 jaar. De meeste elfjarigen hebben nog niet de capaciteiten om alle content juist te kaderen. Ze schatten de impact van het maken of doorsturen van filmpjes soms verkeerd in en reageren vaak nog onhandig op elkaars posts.”

“Jonge meisjes gebruiken steeds vaker dagcrème, omdat ze ‘skin care’-influencers of make-upfilmpjes van Camille volgen. Dat lijkt schattig, maar het is de voedingsbodem om een hele adolescentie lang influencers op te zoeken die een bepaald lichaamsideaal promoten.”

“Het scharnierpunt voor bewustwording zit op het einde van de lagere school en de eerste graad van het middelbaar. We zien in die jaren heel stabiele clusters ontstaan van soms negatieve gedragingen die later moeilijk doorbroken worden. Jonge meisjes gebruiken steeds vaker dagcrème, omdat ze ‘skin care’-influencers of make-upfilmpjes van Camille volgen. Dat lijkt schattig, maar het is de voedingsbodem om een hele adolescentie lang influencers op te zoeken die een bepaald lichaamsideaal promoten.”

TikTok is op dat vlak berucht. Kinderen krijgen op jonge leeftijd al zogenaamde selfharm-filmpjes te zien. Zo lang ze zich goed voelen, is dat niet zo’n probleem, maar wanneer het een periode tegenzit, vinden ze snel hun weg naar communities waarin automutilatie genormaliseerd wordt.”

9. Maak gebruik van evidence-based materiaal

Laura Vandenbosch: “Ons Media Psychology Lab ontwikkelt en test heel wat materiaal voor scholen om concreet aan de slag te gaan met mediawijsheid en zo leerlingen weerbaar te maken. Zo kan je nu al gebruik maken van de ‘vibe check’, ontwikkeld door Lara Schreurs en haar team, een spel waarbij je leerlingen leert hun inzichten rond socialemediagebruik en welbevinden ook om te zetten in concreet gedrag.”

“Het lesmateriaal #smokefree, ontwikkeld door Kathleen Beullens en haar team, zet specifiek in op de negatieve invloed van bepaalde influencers op overtuigingen en gedrag van jongeren, meer bepaald op de normalisering van vapen. Door  leerlingen een online preventiecampagne tegen roken en vapen te laten ontwikkelen, blijken ze indirect ook hun eigen attitude en gedrag aan te passen.”

“Een onderzoeksproject dat op dit moment nog loopt, is de Smartphoneshutdown. We onderzoeken hoe je de regels rond smartphonegebruik op school kan veranderen in overleg met je leerlingen. Het materiaal wordt nu volop uitgetest in heel wat scholen in Vlaanderen. Over een half jaar kunnen we scholen concrete handvaten geven om met de materie aan de slag te gaan.”

Wil je op meer inzicht krijgen in de materie of kennismaken met het materiaal? Het Media Psychology Lab organiseert ‘600 seconden’-lezingen voor jong en oud en een expo met o.a. praktische testjes over smartphonegebruik tijdens het feestweekend n.a.v. 600 jaar KULeuven. Kom op zaterdag 15 of zondag 16 februari naar de agora van de faculteit sociale wetenschappen en neem gerust je kinderen mee.

Tekst: Piet Creten | Foto: Siemon Vanderhulst