
10 inzichten voor een meer inclusief onderwijs
Het Leuvense onderwijsnetwerk omarmt de gedachte dat een inclusieve maatschappij inclusief onderwijs nodig heeft. Dat bleek ook op ons inspiratiemoment ‘De kracht van inclusief onderwijs’. Specialisten Sara Nijs en Liesbet Claeys namen 75 onderwijsmakers mee in hun praktijkonderzoek naar de bestaande samenwerkingen tussen gewoon en buitengewoon onderwijs in Vlaanderen.
We vroegen Sara Nijs naar wat scholen kunnen leren uit de inspanningen van die pioniers en selecteerden 10 inzichten voor wie de samenwerking tussen gewoon en buitengewoon onderwijs wil opdrijven.

Sara Nijs is klinisch orthopedagoog en professor-onderzoeker aan de Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogogiek van de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen KU Leuven.
1. Inclusie draait om kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen
Sara Nijs: “De term ‘inclusie’ dekt vele ladingen. Het blijft ook voor ons geen eenduidig begrip. Wij zien inclusie graag als een punt aan de horizon waar we naartoe willen: het idee dat elk kind kwaliteitsvol onderwijs krijgt, in de school van zijn keuze, in zijn buurt, bij zijn vrienden en familie. We zijn er nog lang niet, maar je ziet meer en meer stappen in de richting van dat ideaalbeeld.”
“Belangrijk is dus kwaliteitsvol onderwijs voor élke leerling. Een geslaagde samenwerking gewoon-buitengewoon onderwijs is een meerwaarde voor leerlingen en leraren in beide onderwijsvormen.”
“Je voelt de nood ook meer en meer in het gewoon onderwijs. Dat staat vandaag de dag voor enorme uitdagingen. Lerarenteams staan onder druk. Ze hebben grote moeite met de vele problematieken die hun klassen binnenkomen. Een meer inclusieve onderwijsaanpak betekent dus ook voor de kinderen die nu in het gewoon onderwijs zitten een stap vooruit.”
2. Inclusief onderwijs moet de onderwijskwaliteit verhogen
Sara Nijs: “Ik deed ooit onderzoek bij kinderen met een ernstige meervoudige beperking. Ik zag in het buitenland hoe zij soms zonder meer in het gewoon onderwijs gedropt worden. Die aanpak had geen enkele meerwaarde, noch voor het kind, noch voor de andere leerlingen en zeker niet voor de leraar.”
“Het illustreert wat de focus moet zijn van inclusief onderwijs. It’s not about being invited to the party, but being invited to the dancefloor. Je moet voor al je leerlingen onderwijskwaliteit kunnen garanderen en hun welzijn moet voorop staan.”
“It’s not about being invited to the party, but being invited to the dancefloor.”
“We zien in de praktijk goede voorbeelden van hoe leerlingen type basisaanbod, type 9 en soms ook type 3 samen onderwijs volgen met leerlingen uit het gewoon onderwijs. Dat wil niet zeggen dat we niet moeten overwegen over hoe we ook andere kinderen een meer inclusieve leeromgeving kunnen bieden. Maar we moeten vooraf goed nadenken hoe we dat op een kwaliteitsvolle manier kunnen aanpakken.”
3. Inclusie binnen ons huidige onderwijssysteem is een puzzel die niet past
Sara Nijs: “Op dit moment zitten we met een onderwijssysteem dat 2 soorten onderwijs expliciet tegenover elkaar afzet. Veel expertise rond zorgnoden zit daardoor gebundeld op scholen voor buitengewoon onderwijs en in de leersteuncentra.”
“Het bestaande schoolsysteem in de inclusiegedachte doen passen, is een puzzel die niet past. De vraag naar specifieke labels en classificerende diagnostiek is niet meer vol te houden. We zadelen ouders op met grote facturen, de onderwijskwaliteit daalt, leraren zien het niet meer zitten, leerlingen vallen steeds meer uit.”
“We moeten naar een andere kijk op onderwijs, weg van de geïndividualiseerde aanpak, met aanpassingen op maat van elke leerling. Die verhogen de druk op scholen onredelijk hoog. Goed doordacht inclusief onderwijs vertrekt vanuit een basisaanbod voor een grote groep leerlingen, waarbij je voor een minderheid een extra aanpassing doet. Ons onderzoek focust op de vraag hoe dat kan door de expertise van gewoon en buitengewoon onderwijs samen te brengen.”
4. De regelgeving moet performanter
Sara Nijs: “Scholen die doorgedreven inclusie in de praktijk brengen, moeten soms creatief omspringen met de regelgeving. Hoewel je daar als leerling of ouder misschien niks van merkt, bestaat de backoffice van een inclusieschool vaak officieel uit een aparte school voor gewoon en een voor buitengewoon onderwijs, met een ander regelgevend kader.”
“Leraren buitengewoon onderwijs moeten bijvoorbeeld 2 lesuren minder presteren. Als je daar niet op anticipeert, riskeer je commentaar of afgunst. Idem voor directeursfuncties. Je hebt een directeur gewoon onderwijs en een directeur buitengewoon onderwijs. Hoe verhouden die zich tot elkaar? En wie beslist waar over? Of je doet een aankoop voor een klas waar leerlingen door elkaar zitten. Welke school koopt dan aan en hoe factureer je dat?”
“De tijd die scholen in dergelijke administratieve uitdagingen steken, zouden ze beter kunnen gebruiken. De overheid kan onze scholen op dat vlak nog enorm ontlasten.”
5. Er kan veel meer dan we soms denken
Sara Nijs: “De bestaande samenwerkingen bewijzen dat er veel meer kan dan mensen soms denken. In gemixte teams vragen scholen hun leraren buitengewoon onderwijs bijvoorbeeld om 2 uur extra aanwezig te zijn op school om vanuit hun expertise lesmateriaal op maat van de leerlingen te ontwikkelen. Ook voor andere praktische bezwaren vinden ze oplossingen.”
“Ik ken geen enkele school die niet worstelt. Het momentum is er dus.”
“Je moet ook een onderscheid maken tussen regels en gewoontes. Niemand zegt dat je je onderwijs moet organiseren zoals je het al honderd jaar doet. Dat je bijvoorbeeld 1 leraar verantwoordelijk moet maken voor 25 leerlingen binnen een jaarklassensysteem.”
“Als je goed luistert naar wat leraren nodig hebben om al hun leerlingen te doen groeien, kom je vanzelf uit bij een andere organisatie, waarbij intensieve samenwerking binnen teams van leraren gewoon en buitengewoon onderwijs, leersteuncentra, welzijnsorganisaties… centraal staat. Ik ken geen enkele school die niet worstelt. Het momentum is er dus.”
6. Een goede samenwerking is win-win
Sara Nijs: “We onderzochten zowel samenwerkingen die goed lopen als andere waar het misliep. Zonder meer het concept van een inclusieve school van bovenaf opleggen, is heel moeilijk. Maar vertrek je vanuit de noden van leerlingen en leraren in zowel gewoon als buitengewoon onderwijs, dan kan je van bij het begin duidelijk maken waar de gemeenschappelijke meerwaarde zit en instappen als gelijkwaardige partners.”
“In de succesverhalen brengt men teams uit gewoon en buitengewoon onderwijs snel samen. Uit getuigenissen van samenwerkingen die niet goed liepen, bleek dat daar onvoldoende geïnvesteerd was in een gemeenschappelijk project, waardoor de samenwerking eerder als een extra belasting aanvoelde.”
“Op den duur projecteer je elke kleine frustratie op elkaar en ontstaat een wij-zij-verhaal. Dat is de doodsteek voor elke interdisciplinaire samenwerking. Je moet starten vanuit een gedeelde visie, goed wetende wat er voor iedereen in zit. Pas dan is er openheid voor nauwere samenwerking om die visie in de praktijk te brengen en uiteindelijk voor teams die samen professionaliseren en expertise uitwisselen.”
7. Onderschat de praktische kant van de zaak niet
Sara Nijs: “Een visie staat nog altijd ver van de praktische uitwerking. Je moet een gemeenschappelijk taal hanteren. Wat versta je onder ‘inclusie’? Wat onder ‘noden’ of ‘paramedische ondersteuning’? Het buitengewoon onderwijs werkt met ontwikkelingsdoelen, in het gewone onderwijs zijn de eindtermen en leerplannen sturend. Hoe stem je die twee op elkaar af? In welke mate volg je alle leerlingen op dezelfde manier op?”
“We merken dat fysiek samenwerken en geografische nabijheid daarbij heel belangrijk zijn: een gezamenlijke leraarskamer, samen personeelsvergaderingen organiseren, 1 team vormen. Op de echte inclusiecampussen zie je niet meer waar het gewoon of buitengewoon onderwijs zit.”
8. Neem je tijd (maar niet te veel)
Sara Nijs: “Inclusie is geen alles-of-nietsverhaal. Sommige scholen optimaliseren hun bestaande werking. Ze behouden de tweedeling gewoon-buitengewoon onderwijs en zetten eerst kleinere stappen. Ze zetten bijvoorbeeld een integratieklas OV4 op binnen hun school voor gewoon onderwijs.”
“Vaak is dat een opstap naar meer. Leraren en leerlingen leren elkaar zo beter kennen. Gaandeweg volgen de leerlingen af en toe samen les, bijvoorbeeld in praktijklessen. Die eerste stap is soms nodig om uiteindelijk verder te springen.”
“Scholen geven aan dat je ook niet eindeloos aan je concept kan schaven. Op een bepaald moment moet je een deadline bepalen en durven te springen.”
“Andere scholen kiezen meteen voor transformatie. Ze kleden het hele systeem uit en bouwen opnieuw op van onderuit. Je tijd nemen is sowieso belangrijk. Je moet kunnen vertrekken van een doordacht ontwerp. De geesten moeten rijpen en elkaar leren kennen haalt veel angst weg.”
“Anderzijds geven scholen ook aan dat je ook niet eindeloos aan je concept kan schaven. Op een bepaald moment moet je een deadline bepalen en durven te springen met wat er ligt, wetende dat het niet perfect zal zijn en dat bijsturing nodig is.”
9. Communiceer snel en helder
Sara Nijs: “Daar ligt meteen ook een gevaar. Wanneer iets misloopt, is het logisch dat leraren of ouders zich vragen stellen en dreigen af te haken. Transparant communiceren is ontzettend belangrijk, vanaf het begin. Maak duidelijk waarom je kiest voor een samenwerking, wat die kan opleveren, voor leerlingen met grote zorgnoden, maar zeker ook voor bij wie alles heel vlot loopt.”
“Aanvaard dat sommige collega’s of ouders voor een ander pedagogische project kozen en zoek een aanvaardbare manier om uit elkaar te gaan.”
“Leg uit waarom bepaalde zaken in de beginfase mislopen en hoe je dat in de toekomst zal vermijden. Op die manier ben je de indianenverhalen voor.”
“Veel scholen geven ook aan dat je ruimte moet laten om het niet eens te zijn met de nieuwe koers. Durf daar het gesprek over voeren en aanvaard dat sommige collega’s of ouders voor een ander pedagogische project kozen en niet mee willen stappen in het nieuwe verhaal. Zoek dan naar een aanvaardbare manier om uit elkaar te gaan.”
10. Vorm een netwerk voor meer inclusie
Sara Nijs: “Wij brengen het verhaal rond samenwerking tussen gewoon en buitengewoon onderwijs, omdat dat onze onderzoeksopdracht was. Maar er zijn ook andere partners met expertise die inclusief onderwijs mogelijk maken. Denk aan het CLB of een leersteuncentrum waarmee je intensief samenwerkt en kiest voor een meer structurele aanwezigheid op school.”
“Voor sommige scholen is samenwerking met jeugdzorg of welzijn misschien nog belangrijker dan met buitengewoon onderwijs. Dat is voor mij de essentie. Kijk naar wat de noden zijn van je leerlingen en leraren en wie je nodig hebt om daaraan tegemoet te komen.”
“De muren tussen onderwijs en die sectoren waar ook expertise zit, zijn nog veel groter dan die tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Maar ook daar: het is niet omdat die structuren er op beleidsvlak niet zijn, dat het niet mogelijk is om lokaal al je netwerk te vormen.”
Meer lezen? Samen met Elke Struyf (UAntwerpen) maakten de onderzoekers de resultaten van hun onderzoek toegankelijk in de inspiratiegids ‘Krachten bundelen om inclusief onderwijs te realiseren. Inspirerende samenwerkingen tussen gewoon en buitengewoon onderwijs’. Die biedt aanbevelingen voor beleid en praktijk, voor het departement onderwijs, koepels, CLB’s, scholen en scholengroepen. |